Als het een schijncoöperatie is, moet zij geen faciliteit genieten. Inderdaad; maar zo eenvoudig ligt het niet; het is juist deze ont wikkeling en dit langzaam vervloeien van de grenzen, dat moeilijkheden geeft. Nu moet naar mijn oordeel, zoekende dus naar een wezenlijk rechtvaardige heffing die niet per sé nominaal gelijk behoeft te zijn met de belastingheffing van de naamloze vennoot schap met inachtneming van het verschil in wezen, met inachtneming ook van de sociale betekenis en de sociale functie van de coöperatie, bij de algemene herziening rustig bekeken worden op welke grondslag nu een bijzondere wijze van behandeling van de coöperatie gefundeerd zou moeten worden, in welke mate en op welke wijze dat moet geschieden. Dat is een heel netelig onder werp, waar ik uit den aard der zaak in het kader der belastingherziening al een tijdlang mee bezig ben.' Wij onderschrijven, dat het probleem niet een voudig is. Met belangstelling zien wij het resultaat van de studie, die thans gemaakt wordt, tegemoet. Wij spreken de hoop uit, dat bij de herziening van het materiële belastingrecht de coöperaties fiscaal de behandeling krijgen, welke deze samenwerkingsvorm naar wezen en aard toe komt. 1 2

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 42