dat de Volksvertegenwoordiging zich con
creet kan uitspreken over de hoogte of de
relatieve verhouding van de belasting van
de coöperaties in het algemeen en de
coöperatieve kredietinstellingen in het bij
zonder. Voorts is er dan ook grotere
zekerheid omtrent de vraag, waaraan men
met de belasting van deze rechtspersonen
toe is. Ik hoop, dat de toekomstige wet
gever met deze wens uitdrukkelijk
rekening zal houden."
Het standpunt, dat de fiscale positie van de
boerenleenbanken niet bij ministeriële beschik
king, doch bij de wet behoort te zijn geregeld,
werd overigens gedeeld door de staatssecretaris
van financiën en door de tegen het bijzondere
tarief opponerende Kamerleden.
Het wezen der coöperatie
Bezien wij thans het wezen ener coöperatie om
aan de hand daarvan na te gaan hoe haar fis
cale behandeling behoort te zijn.
Wij menen goed te doen hier ter plaatse de
draad van het betoog weer te geven, dat
Dr. G. Klusak, verbonden aan de Duitse
Coöperatieve Raad voor de Algemene Ver
gadering van het Europese Landbouwcongres te
Parijs heeft gehouden over het wezen der land
bouwcoöperatie. Dit betoog getuigt van een
diepgaand en klaar inzicht in deze materie.
Voor hen, die niet dagelijks in aanraking
komen met de daarin behandelde stof, zal deze
uiteenzetting ongetwijfled verhelderend kunnen
werken.
Dr. Klusak dan, begint zijn betoog met er op te
wijzen, dat de gemeenschapsbehoefte der men
sen ook op economisch gebied tot samenwer
king heeft geleid. Vooral op het gebied van de
landbouw krijgt de samenwerking door coöpe
raties een bijzondere betekenis, omdat verschil
lende factoren, welke het landbouwbedrijf
beïnvloeden, het concurrentievermogen der
landbouwproducenten in vergelijking met hen,
die tot andere takken van bedrijf behoren, ten
zeerste verzwakken.
Dergelijke factoren zijn:
a. de onverplaatsbaarheid der landbouwbe
drijven, als zijnde gekoppeld aan het ge
bruik van de grond;
b. de duur van het produktieproces, waarbij
de boer afhankelijk is van de wisseling der
jaargetijden;
c. de afhankelijkheid van de weersomstandig
heden, waardoor omvang en kwaliteit van
de oogst en derhalve de geldelijke opbrengst
daarvan, niet van te voren nauwkeurig zijn
te schatten.
In deze factoren kan de boer geen verandering
brengen en de daaruit voortvloeiende zwakke
marktpositie der landbouwproducenten wordt
nog vergroot door vele andere factoren, als
daar zijn:
1. de betrekkelijk kleine omvang der boeren
bedrijven en hun geringe kapitaalvoor
ziening;
2. het als gevolg daarvan geringe aandeel van
elk bedrijf in de markt zowel wat betreft
het aanbod van produkten als wat de be
hoefte aan bedrijfsmiddelen aangaat;
3. een zich in de regel op verre afstand be
vindende markt alsook het ontbreken van
goede mogelijkheden tot waarneming en
overzicht van de markt;
4. de noodzaak tot verkoop van de produkten
zonder rekening te houden met de markt
positie, als gevolg van de geringe graad van
houdbaarheid van onbewerkte landbouw-
produkten en het gebrek aan opslagmoge
lijkheden.
Het enige effectieve middel om de ongunstige
positie op te heffen, waarin de boeren, in ver
gelijking met de industriële producenten tegen
over de marktverhoudingen staan, is de eigen
hulp der coöperatieve aaneensluiting. De land
bouwcoöperaties zijn dan ook een beproefd
middel gebleken tot verbetering van de bedrijfs
resultaten en de marktjrositie der leden en wel
in die mate, dat zij niet weg te denken zijn uit
het systeem van een moderne volkshuishouding.
Nadat Dr. Klusak aldus de bestaansnoodzaak
der landbouwcoöperatie heeft toegelicht, wordt
vervolgens het bestaansrecht van het coöpera
tieve bedrijf onder de loupe genomen.
In een vrij bedrijfsleven heeft ieder het recht
te kiezen tussen markt-economische verzorging
en eigen verzorging, welke laatste of wel alleen
verzorging of wel gemeenschappelijke verzor
ging door coöperatieve samenwerking kan zijn.
Het recht tot coöperatieve samenwerking vindt
steun in het principe der vrijheid van coalitie,
welke tot de fundamentele mensenrechten be
hoort en in de grondwetten der moderne
cultuurstaten is vastgelegd.
Er moet dan ook een waarborg bestaan, dat
zich het coöperatieve bedrijfsleven vrij en on
afhankelijk ontwikkelen kan. De kwestie van
het recht tot coöperatieve activiteit is dan ook
nauw verbonden met de plaats, die de coöpera
ties in het rechtsbestel het belastingrecht
daaronder begrepen innemen. De wetgeving
6