kunstmatige karakter van die schaarste werd in het licht gesteld, waarbij bleek, dat de hoofdoorzaak moest worden gezocht bij de ver plichting der banken, om gemiddeld 10 van de aan haar toevertrouwde middelen steeds als dekking bij De Nederlandsche Bank aan te houden. Op een bepaald ogenblik waren dien tengevolge de voorschotten, door de centrale bankinstelling verleend, tot ruim 300 miljoen opgelopen, hoewel de banken tegelijkertijd daarover een tegoed bij de centrale bank aan hielden tot een bedrag van 636 miljoen. Op die voorschotten moest een debetrente van 3 worden vergoed. Stijgende kredietverlening Blijkbaar heeft de leiding van De Neder landsche Bank deze ontwikkeling als een aan wijzing opgevat, dat het officiële rentetarief diende te worden verhoogd. In deze opvatting werd De Nederlandsche Bank versterkt door de ontwikkeling van de kredietverlening dooi de particuliere banken. De sterke toeneming van deze kredietverlening is dan ook in de toe lichting op de discontoverhoging als doorslag gevende factor voor deze maatregel genoemd. Wat die kredietverlening betreft, deze is ge durende de eerste helft van 1955 met ruim 200 miljoen gestegen en in het gehele afge lopen jaar met 445 miljoen ofwel rond 25 Daaruit heeft De Nederlandsche Bank de con clusie getrokken, dat de door haar op de banken uitgeoefende aandrang tot vermindering van de kredietverlening niet voldoende resultaat heeft gehad. In financiële kringen was men overigens van mening, dat het tijdsverloop daartoe nog te kort was geweest. De zaak was immers, dat de banken voor een belangrijk deel als krediet geefster in de plaats moesten treden van de schatkist. Toen immers in het najaar van 1955 hier te lande, in navolging van landen als W est-Duitsland, België, de Ver. Staten en Canada, een discontoverhoging werd verwacht als middel tot het tegengaan van een over spanning der conjunctuur, bleef zulk een maat regel achterwege. Op zichzelf begrijpelijk, omdat de verhoudingen op geld- en kapitaal markt nog zeer ruim waren. Men koos hier te lande dan ook zoals bekend toenmaals een andere weg. Er werden maatregelen van fiscale aard getroffen, welke aan de kapitaalovervloed paal en perk konden stellen. Wij hebben hier het oog op de tempering van de vervroegde afschrijving op bedrijfsmiddelen het desbe treffende maximum werd verlaagd van 33V3 tot 10 per jaar evenals op de versnelde inning van de van 50 tot 75 °/n verhoogde voor lopige aanslag van de vennootschapsbelasting. Deze beide maatregelen moesten resulteren in een zodanige afroming van de liquiditeiten van het bedrijfsleven, dat deze volgens een globale bereking met 400 miljoen per jaar zouden inkrimpen. In de lacune, die daardoor ontstond, heeft het bankwezen tijdelijk moeten voorzien en daaraan wordt voor een belangrijk deel de grotere geldschaarste zowel als de voortgezette stijging van de kredietverlening geweten. In elk geval was nu een toestand ontstaan, waarin een discontoverhoging door De Neder landsche Bank wel zin zou hebben als middel om een verdere uitzetting van het kredietvolume te belemmeren. De discontoverhoging kan dan ook worden gezien als sluitstuk en afronding van de fiscale drainering. Hogere rentestand Terwijl aanvankelijk in financiële kringen de verwachting werd gekoesterd, dat de Staats- fondsenmarkt en de obligatiemarkt in het al gemeen een geleidelijk verder herstel te zien zouden geven, heeft de onverwachte disconto verhoging een streep door die rekening gehaald. Het tegendeel heeft zich voorgedaan. En zoals men uit onze maandelijkse koerstabel kan af lezen, zijn vrijwel alle staatsleningen intussen op een lager niveau terecht gekomen. Wij zien slechts twee uitzonderingen, nl. de 33/4 °/o lening 195.3 en de 2V2 Ned. Werkelijke Schuld. De koers verbetering van eerstgenoemde lening vindt haar verklaring in het feit, dat dit fonds, nu de rentestand tot ca 3V2 °/o is gestegen, niet licht voor vervroegde aflossing in aanmerking komt. Bij een looptijd van 183A jaar komt het rendement op basis van genoemde koers uit op ca 3.57 °/o. De 21/2 N.W.S. (Integralen) wordt nog steeds voor delging van oude be lastingschuld op basis van een koers van 83 °/o door de fiscus geaccepteerd, hetgeen uiteraard steun aan de koers verleent. Intussen werpt de 3/3V2 Staatslening 1947 bij een koers van 9815/jG reeds een rendement af van 3.57 Men kan thans ongetwijfeld als vaststaand aannemen, dat de Staat geen ge bruik zal maken van het recht, om deze lening aan het einde van het lopende jaar af te lossen, hetgeen dus betekent, dat de rentevoet van 3V2 automatisch per 1 januari 1957 van kracht wordt. De totale looptijd van deze lening zal dan nog ca 30 jaar bedragen. Mogelijk is de zwakkere stemming op onze Staatsfondsenmarkt nog in de hand gewerkt door de verhoging van het officiële disconto in Engeland van 4V2 op 5V2 waartoe in de tweede helft van februari is overgegaan. Enge land voert een verbeten strijd om het Pond Stelling te redden en het monetaire evenwicht,

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 19