Bank slechts éénmaal verlengd worden voor de oorspronkelijke geldigheidsduur. Daarna is ver lenging slechts mogelijk als de minister van Financiën, na overleg met zijn collega van Economische Zaken aan die verlenging zijn goedkeuring hecht. Voor dat deze goedkeuring wordt gegeven, hoort de minister van Financiën de Bankraad en stelt hij de betrokken represen tatieve organisaties in de gelegenheid hun ge voelens daaromtrent kenbaar te maken. (Vol gens de thans geldende wet moet de Kroon goedkeuring verlenen). Daarna moet binnen 3 maanden na de ministe riële goedkeuring een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer zijn ingediend tot bekrachtiging daarvan. (Vroeger moest dit alleen gebeuren indien de goedkeuring was verleend in afwij king van het advies van de Bankraad). Wordt het wetsvoorstel ingetrokken of door een van de beide Kamers verworpen, dan worden de algemene voorschriften terstond ingetrokken. Eenzelfde procedure geldt voor wijziging van die voorschriften. De algemene voorschriften kunnen alleen in houden: a. bepalingen nopens de minimale omvang van de liquide middelen of onderdelen daarvan, in verhouding tot de toevertrouwde gelden of onderdelen daarvan; b. bepalingen nopens de maximale omvang van de kredietuitzettingen of beleggingen of bepaalde onderdelen van die activa; c. het verbod of de beperking van het ver lenen van bepaalde soorten of vormen van krediet. Deze omschrijving van de algemene voor schriften is iets beperkter dan in de huidige wet. De voornaamste wijziging is dus wel, dat de nadruk meer ligt op het overleg, dat meestal zal resulteren in een gentlemen's agreement. Het bedrijfseconomische toezicht Krachtens de bestaande wet kan De Neder- landsche Bank aan de banken algemene voor schriften geven voor haar bedrijfsvoering in het belang van de solvabiliteit en de liquiditeit van die instellingen. De procedure daartoe is: over leg met de representatieve organisaties; daarna goedkeuring door de Kroon op voordracht van de minister van Financiën. De Kroon verleent die goedkeuring echter slechts als de meerder heid van de z.g. commissie van advies dien overeenkomstig adviseert. (De commissie van advies voor de landbouwkredietbanken bestaat 70 uit twee leden, die worden benoemd door de minister uit een voordracht, opgemaakt door de Centrale Banken te Eindhoven en Utrecht). Is het advies van de commissie ongunstig, maar is volgens de Kroon een voorziening noodzakelijk, dan moeten de algemene voor schriften bij de wet worden vastgesteld. In het ontwerp wordt niet meer gesproken van algemene voorschriften, maar van richtlijnen. Deze worden slechts gegeven (en gewijzigd) na overleg met de representatieve organisatie (wat de boerenleenbanken betreft, de betrokken Cen trale Bank). Het overleg over wijzigingen kan ook geopend worden door die representatieve organisatie. De vrij omslachtige procedure, welke thans voor de algemene voorschriften geldt, is ten aanzien van de richtlijnen ver vallen. Weliswaar schiep deze procedure waar borgen voor de betrokken banken, doch de ervaringen, in het verleden opgedaan bij het contact met De Nederlandsche Bank, zijn wat onze organisatie betreft van zodanige aard, dat niet behoeft te worden gevreesd, dat De Neder landsche Bank haar bevoegdheid tot het geven van richtlijnen zal misbruiken. Tot nu toe is steeds in belangrijke mate rekening gehouden met hetgeen van de zijde der boerenleenbank organisaties bij het overleg naar voren is ge bracht. Daar komt bij, dat overtreding van de algemene voorschriften in het kader van het bedrijfseconomische toezicht thans een door de wet Economische Delicten strafbaar gesteld misdrijf vormt, terwijl zulks ten aanzien van de richtlijnen niet het geval is. Bovendien kan toepassing van richtlijnen in de praktijk soe peler werken dan van voorschriften. Dat wil niet zeggen dat er op het naleven van de richtlijnen geen sanctie is gesteld. Deze is te vinden in de bevoegdheid van De Neder landsche Bank om, als een bank na waarschu wing en zonder bevredigende verklaring zich niet aan die richtlijnen houdt, over te gaan tot publikatie van het ter zake door De Neder landsche Bank aan de betrokken bank gegeven advies. F,en dergelijke maatregel zal geen enkele bank aangenaam vinden. De richtlijnen kunnen uitsluitend inhouden: a. bepalingen nopens de minimale omvang van de liquide middelen in verhouding tot de toevertrouwde gelden of bepaalde onder delen van die gelden; b. bepalingen nopens de maximale omvang van de kredietuitzettingen of beleggingen in verhouding tot het eigen vermogen; c. het verbod of de beperking van het ver lenen van bepaalde soorten of vormen van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 12