/ezen in Finland
vele vruchtbare zeeklei-afzettingen aan, die
uitstekend ploegbaar land opleveren. Elders
ontmoet men die heuvelachtige zeekleigebieden
ook wel, doch deze zijn daar moeilijk te be
werken vanwege de talrijke zwerfstenen uit het
glaciale tijdperk,
Het klimaat is meer koud dan regenachtig. De
winter, die er van oktober tot mei duurt, kent
temperaturen van 30 tot 40 graden Celsius
onder het vriespunt. De zomers kunnen erg heet
zijn: 30° C. Door de bodemgesteldheid is het
land zeer geschikt voor de landbouw, welke
dan ook de voornaamste bestaansbron vormt.
Toch is slechts 8 °/o van het totale oppervlak in
cultuur gebracht. Omdat graan moeilijk te ver
bouwen is en import daarvan steeds gemak
kelijker wordt, gaat men zich meer en meer
toeleggen op groenten en knollenteelt.
In het zuiden worden akkerbouw en veeteelt
beoefend, in het noorden worden overwegend
bossen geëxploiteerd, waarvoor een uitstekend
kanalen- en rivierennet ten dienste staat.
Het kan niet anders of in het land, dat eeuwen
lang ten achter was gesteld en van tal van
vreselijke oorlogen te lijden heeft gehad, moet
de coöperatiegedachte wel een gretige voe
dingsbodem vinden. Het is professor Gebhard
geweest, die met zijn boek „Landbouwcoöpe
raties in het buitenland" de grote stoot gaf tot
de oprichting van de Pellervostichting in 1899
en tot de wet op de coöperatieve verenigingen
in 1901.
Een van de eerste doelstellingen van de Pel
lervostichting was het in leven roepen van een
coöperatieve landbouwkredietorganisatie, die
aan de erbarmelijke toestanden op het platte
land, waar geldnood en woeker schrikbarende
afmetingen hadden aangenomen, paal en perk
stelde. De organisatie startte in 1903 met een
lening van de staat van vier miljoen Finse
mark tegen een rente van 3 °/o en de toezegging
van een jaarlijkse subsidie. De beginselen wer
den ontleend aan die van de Raiffeisenbanken
in Duitsland en aan de aard en structuur van
het land aangepast. Het voorname beginsel
werd: Ieder lid kan onder persoonlijke of
zakelijke zekerheid tegen matige kosten en rente
krediet of voorschot krijgen. De voorschotten
en kredieten worden gefinancierd met gelden,
die derden oorspronkelijk alleen leden
aan de bank hebben toevertrouwd. De land
bouwkredietorganisatie is in Finland iets
anders opgebouwd dan in Nederland, maar
toch vormen ook daar de boerenleenbanken het
belangrijkste element.
De OKO is het financiële toporgaan, de Cen
trale Bank van de boerenleenbanken. Daar
naast staan nog de voorlichtingsinstituten van
de provinciale bureaux met de OKL als cen
trale.
De boerenleenbanken
Het aantal boerenleenbanken, dat eind 1952
623 bedroeg, is nogal aan schommelingen
onderhevig geweest. Van 1920 tot 1930 groeide
het van 800 tot 1414. Op grond van econo
mische overwegingen is men na 1930 tot sterke
inkrimping overgegaan. Vele banken waren
niet levensvatbaar, te klein en daardoor te duur
gebleken. Na de laatste wereldoorlog moest
men van de klaarblijkelijk te strak doorge
voerde concentratie enigszins terugkomen, maar
nieuwe banken werden toch niet meer opge
richt, wèl bijkantoren en agentschappen, t.w.
354, die ook weer niet alle dagelijks geopend
zijn, sommige slechts eenmaal per week of per
veertien dagen.
De meeste boerenleenbanken, bijkantoren en
agentschappen beschikken niet over een eigen
gebouw.
Per gezin mag slechts één persoon lid van de
bank zijn. Lidmaatschap van meerdere banken
is geoorloofd. De 623 banken telden in 1952
in totaal bijna 250.000 leden, gemiddeld dus
ongeveer 400 leden. Men treft er lieden onder
van allerlei pluimage:
boeren, ambtenaren, middenstanders, arbeiders;
ook instellingen als zuivelfabrieken, slacht
huizen, warenhuizen, mits op coöperatieve
grondslag en plattelandsgemeenten en kerken.
Eens per jaar, bij voorkeur in het najaar, wordt
de algemene vergadering bijeengeroepen. Zij
stelt vast, hoeveel krediet er in het komende
jaar mag worden verstrekt, kiest een directie
en zo nodig een bestuur, keurt de jaarverslagen,
de balans- en verlies- en winstrekening goed,
en verleent de directie en het bestuur décharge.
De balans en verlies- en winstrekening worden
opgemaakt door controleurs, die de algemene
vergadering aanwijst. De directie beoordeelt de
kredietaanvragen en de kredietzekerheden. In
geval er geen bestuur is, heeft zij het recht van
benoeming en ontslag van de kassier, wiens
werkzaamheden zij dan controleert.
Een directie bestaat uit meerdere personen. De
meeste van de 3.280 directieleden zijn na de
oorlog aangekomen. Het zijn over het algemeen
betrekkelijk jonge boeren. De voorzitters, die
33