Verbruik
Het wereldkolenverbruik steeg tienvoudig van
1820 tot 1860 en nog eens 10 maal sinds 1860.
De petroleumproduktie (onbelangrijk tot 1880)
is gestegen tot meer dan 3,5 miljard barrels
per jaar (1 barrel 159 liter).
Sinds 1900 steeg het aandeel in de wereld
energie van natuurgas en waterkracht (betrek
kelijke nieuwelingen) tot resp. het 25- en 40-
voudige.
Jaarlijks wordt er in de Verenigde Staten aan
kolen, olie en waterkracht energie verbruikt tot
een equivalent van meer dan 18.000 pond
kolen per persoon. Europa verbruikt ongeveer
5600 pond. De onderontwikkelde landen van
Azië (waar bijna de helft van de wereldbevol
king leeft) verbruiken kolen, olie en water
kracht tot een jaargemiddelde van iets meer
dan 100 pond kolen per persoon. In de Ver
enigde Staten wordt deze hoeveelheid door één
persoon in 2 dagen verbruikt.
Hoeveel energie zal er in de toekomst worden
verbruikt en wat zullen onze toekomstige
energiebronnen zijn? Geen vaste ramingen
kunnen worden gemaakt, daar dit afhangt van
de bevolkingsaanwas, de industrialisatie en de
technologie, welke niet precies voorspeld kun
nen worden. Toch zal de vraag enorm worden.
Zo steeg alleen in de Verenigde Staten de
vraag naar energie van 1930 tot 1950 met meer
dan 60 Een voortzetting op hetzelfde peil
zou een verdrievoudiging in het jaar 2000 be
tekenen.
(„Business in Brief", The Chase
Manhattan Bank).
Scandinavische moeilijkheden
Het feit, dat het krediet ook in noordelijk
Europa duurder is geworden, is meer dan een
toevallige omstandigheid.
Kredietbeperking
Onder de druk van de binnenlandse moeilijk
heden zijn de regeringen van Denemarken.
Noorwegen en Zweden gedwongen geweest
hun goedkoop-geldpolitiek te laten varen,
reeds voordat enkele grote landen eveneens
hadden besloten het krediet te beperken.
Protesten
De presidenten van de centrale banken in de
drie landen hebben herhaaldelijk tegen de door
de regeringen gevoerde geldpolitiek gewaar
schuwd, aanvankelijk echter zonder succes.
In de zomer van 1954 zagen Denemarken, en
nadien Zweden en Noorwegen, plotseling de
ernst van de toestand in. De drie landen
stonden voor enorme tekorten op hun handels
balans, die onmiddellijke stappen noodzakelijk
maakten.
Verdwenen reserves
De Denen ontdekten met zorg, dat hun mone
taire reserves verdwenen waren en dat een
overschot was veranderd in een tekort. De
Zweden moesten het hoofd bieden aan eisen
tot loonsverhoging, aan buitensporige invoer
van luxe artikelen, aan onmatige uitgaven en
aan een vermindering van de monetaire re
serves. Noorwegen constateerde tenslotte met
schrik, dat zijn financiële positie, in het ver
leden niet al te stabiel, onder een nieuwe druk
kwam te staan.
De moeilijkheden waren niet van buitenlandse
oorsprong, maar sproten rechtstreeks voort uit
de binnenlandse politiek. Elke regering werd
bovendien voor het delicate probleem van een
groot verbruik gesteld.
Produktierecords
In alle drie landen heeft de produktie een
hoogtepunt bereikt. De exporten zijn op indruk
wekkende manier toegenomen, maar de im
porten zijn nog sneller gestegen, waardoor het
gat in de handelsbalans steeds groter is ge
worden en het tekort op de betalingsbalans
steeds dreigender werd.
Buitenlandse handel
Het is neg te vroeg om te kunnen beoordelen
of de restrictiemaatregelen van 1954 werkelijk
de koopkracht van het publiek in de laatste
maanden hebben beperkt. Want ondanks de
hoge rentetarieven en een andere kredietpoli-
tiek hebben de importen zich op een hoog
niveau gehandhaafd en de prijzen hebben nog
steeds een haussetendens.
De onvermijdelijke resultaten van een inflatoire
crisis manifesteren zich thans, maar de drie
Scandinavische regeringen beschikken nog
slechts over weinig munitie om deze crisis te
bestrijden.
(George Soloveytchik in
„La Vie Franfaise", Parijs).
57