voorschotten, die moesten worden opgenomen,
weer geheel konden worden afgelost.
Algemene rentevoet
Deze ontspanning is ook van groot belang met
het oog op de ontwikkeling van de algemene
rentevoet. Een blijvende schaarste op de geld
markt zou daar immers tot een duurzame ver
hoging van het rentepeil moeten leiden en
daaruit zou na betrekkelijk korte tijd ook weer
een stijging van de rente voor langer lopende
leningen voortvloeien. Het is echter kenmer
kend voor het tijdelijke karakter van de ver-
krapping in de geldsector, dat de stijging van
de rente beperkt is gebleven tot het gebied van
de kortlopende leningen, nl. de z.g. geld- en
discontcmarkt. De noteringen op deze laatste,
waar tegenwoordig uitsluitend schatkistpapier
wordt verhandeld, passen zich nauw aan die op
de geldmarkt aan.
Onder de invloed van de geldschaarste, waar
mede de banken gedurende een periode van
twee a drie weken te kampen hebben gehad,
is de notering voor daggeldleningen leningen
die de financiële instellingen elkander ver
strekken met het recht van dagelijkse opvraag
baarheid van een half procent tot een
hoogtepunt van IV2 gestegen, zonder dat de
beleggingsmarkt daarvan noemenswaardige in
vloed heeft ondervonden. Integendeel zijn de
koersen der staatsfondsen in de maand januari
ten slotte weer licht gestegen, hetgeen dus be
tekent, dat de neiging tot stijgen van de rente
voet reeds weer tot staan is gekomen en voor
een tendentie tot dalen heeft plaats gemaakt.
Waardevastheid en conjunctuur
Het klimaat op de aandelenmarkt zou op zich
zelf een aanmoediging kunnen vormen voor
het kopen van obligaties, in zoverre, dat de
vrees voor een geleidelijke achteruitgang van
de conjunctuur het risico verbonden aan aan
delenbezit heeft vergroot. Echter kan van de
huidige rentestand voor langlopende leningen
kennelijk slechts op weinigen voldoende aan
moediging uitgaan om van aandelen op obli
gaties over te stappen. In de eerste plaats slokt
de fiscus reeds een flinke portie van de rente
inkomsten op, in de tweede plaats is er nog niet
een zodanige zekerheid omtrent de waarde
vastheid van het geld, dat men er op zou kun
nen vertrouwen, dat obligatiebezit geen risico
biedt. De Nederlandse gulden staat thans zeer
sterk, maar allerminst kan dat helaas nog
worden gezegd van het Pond Sterling en de
Franse Frank. En wanneer deze valuta ooit
44
zouden moeten worden gedevalueerd, dan zou
het voor de gulden een zeer harde dobber wor
den, om zich te handhaven. Men kan dan ook
waarnemen, dat degenen, die thans met het
oog op de bestaande conjunctuuronzekerheid
hun aandelenbezit inkrimpen, er de voorkeur
aan geven, hetzij de opbrengst eenvoudig op
rekening bij de bank aan te houden hetgeen
het voordeel biedt, dat men te allen tijde zonder
eventueel koersverlies hierover kan beschikken
teneinde t.z.t. tot zulk een herbelegging over
te gaan als in de toekomst aanbevelenswaardig
mocht zijn hetzij de vrijgekomen middelen
herbelegt in kortlopende obligaties, hetgeen
dank zij die korte looptijd nauwelijks tot koers
verlies kan leiden.
Koersstijging- staatsfondsen
De stijging van de koersen der staatsfondsen
bleef echter niet tot de leningen met de kortste
looptijden beperkt, doch droeg, zoals uit onder
staande koerstabel blijkt, een meer algemeen
karakter. De verklaring hiervoor is te vinden
in het feit, dat de kans op een nieuwe staats
lening voor het ogenblik in financiële kringen
weer gering wordt geacht.
De schatkist zal het, zo meent men, in hoofd
zaak best kunnen redenen met de belasting
ontvangsten in de eerstvolgende maanden.
Voorts ligt de feitelijke mislukking van de
tweede 3V4 staatslening 1955 nog te vers in
het geheugen. Ware laatst bedoelde uitgifte,
die als experiment bedoeld was en slechts 137
miljoen aan nieuwe middelen heeft opgebracht,
achterwege gebleven, dan had het Rijk evenals
in de laatste jaren het geval is geweest, in het
begin van het jaar weer met succes een beroep
op de publieke kapitaalmarkt kunnen doen.
Het is nu eenvoudig een zaak van wijs beleid,
om de uitgifte van een volgende staatslening
zo lang mogelijk uit te stellen, n.1. tot het ogen
blik, dat zich zulke grote bedragen aan liquide
middelen in de kringen van de grote beleggende
instellingen zullen hebben opgehoopt, dat bij
voorbaat het succes van een nieuwe staats
lening verzekerd kan worden geacht. Als ge
volg van dezelfde omstandigheid moet men dus
rekening houden met een geleidelijke voortzet
ting van de koersstijging op de beleggings
markt, uitgaande van de door ons weergegeven
veronderstelling met betrekking tot het tijdstip
van emissie ener nieuwe staatslening. De
jongste ontwikkeling laat in elk geval zien, dat
het met de stijging van het algemene rentepeil
hier te lande voorshands niet zo'n vaart zal
lopen.