nisatie had toen slechts een bedrag van 24 mil
joen F.M. uitstaan. In de twintiger jaren nam
het kredietvolume snel toe, zelfs tot vijftig maal
zoveel als voordien. Na de inzinking van de
crisisjaren viel er in de jaren 19351945 als
gevolg van de uitbreiding van de middelen
weer een aanzienlijke kredietexpansie waar te
nemen. De enorme toeneming van na de oorlog
is in wezen het gevolg van de uitgebreide
staatsfinanciering in het kader van de weder
opbouw en herbevolking van het land.
Ultimo 1952 had de organisatie voor een be
drag van 50.634 miljoen F.M. aan kredieten
lopen. Het aandeel van de boerenleenbanken
bedroeg 45.600 miljoen F.M. en dat van de
OKO 5.034 miljoen F.M.
Van de 50.634 miljoen F.M., die de gehele
organisatie verstrekte, werd 39.927 miljoen
F.M. door de organisatie zelf en 10.707 miljoen
F.M. door de Staat gefinancierd.
Aanwending van de versterkte kredietmiddelen
De kredieten, welke de landbouwkredietorga
nisatie in binland verstrekt, zijn bestemd voor
de financiering van alle objecten, die met de
landbouwproduktie verband houden.
Het totaal krediet ad ruim 14 miljard F.M., dat
in 1951 werd verstrekt, diende voor de vol
gende financieringen:
1.01 voor ontginning van land en het
graven van sloten;
2,40 voor aankoop van kunstmest, zaai
zaad, veevoer enz.;
7.02 voor aankoop van landbouwwerk
tuigen;
1,69% voor aankoop van vee;
2,35 voor aankoop van land;
10,32 voor aankoop van reeds bestaande be
drijven;
1,40% voor aankoop van bedrijven zonder
behuizing;
12,14 voor de bouw en herstel van bedrijfs
gebouwen;
22,68 voor de bouw van nieuwe bedrijven;
38,99 voor andere doeleinden.
De totale lengte van de sloten, die er in dat
jaar gegraven werden, is 1.300 km, een afstand
van Amsterdam naar Warschau. De totale
oppervlakte ontgonnen land bedroeg in het
zelfde jaar 9.500 ha, dat is ongeveer tweemaal
de Noordoostpolder, aan netto-landbouwgrond.
24.000 kredieten ten belope van 5,5 miljard
F.M. voor andere doeleinden, omvatten kre
dieten voor de bouw en aanleg van openbare
nutsbedrijven, zoals elektrificatie.
De OKO financiert met de bij haar aangesloten
36
boerenleenbanken praktisch ook alle coöpera
ties op landbouwgebied, zoals zuivelfabrieken,
slachthuizen, bewaarplaatsen, koelhuizen enz.
In 1951 heeft de OKO 4.380 miljoen F.M. en
hebben de boerenleenbanken 11.339 miljoen
F.M. verstrekt.
Daarnaast worden ook kredieten verstrekt aan
gemeenten en kerkbesturen op het platteland.
Uit het bovenstaande blijkt wel, dat de Finse
landbouwkredietorganisatie haar werkterrein
niet beperkt ziet tot de landbouw alleen, maar
daarbij ook alle gebieden rekent, die direct of
indirect met de landbouwproduktie in verband
staat. Gaat men na wat deze organisatie aan
de onderscheidene sectoren in 1952 verleende,
dan ziet men, dat de landbouw nog niet de helft
kreeg van de in totaal verstrekte kredieten ad
50.700 miljoen F.M., namelijk 25.000 miljoen
F.M. Handel en verkeer kregen 10.650 miljoen
F.M. krediet. Voor de wederopbouw werd 8.480
miljoen F.M. gegeven. De industrie kreeg 2.330
miljoen, de elektrificatie 585 miljoen, de ge
meenten en kerkbesturen 1.480 miljoen en de
particuliere sectoren en andere groeperingen
2.175 miljoen F.M. De landbouw wordt in feite
niet alleen door de OKO en de bij haar aan
gesloten boerenleenbanken, maar ook door
andere instellingen gefinancierd. In 1951 lagen
de verhoudingen, de staatskredieten buiten be
schouwing gelaten, als volgt:
a. de OKO en de
aangesloten
banken met F.M. 12.614 miljoen 54,2%
b. de spaarbanken 7.975 miljoen 34,2
c. de commerciële
banken 2.179 miljoen 9,3%
d. de verzekeringsmaatschappijen 0,8
e. de hypotheekbanken 0,7
f. het burgerlijk pensioenfonds 0,5
g. de rijkspostspaarbanken 0,3
In totaal werd er in 1951 23.288 miljoen F.M.
door de landbouw op de vrije geldmarkt aan
kredieten opgenomen.
Als men de staatskredieten er bij rekent, dan
bedroeg het percentage van de OKO en haar
banken 60
Besluit
Naar Nederlandse begrippen is het landbouw
kredietwezen in Finland verre van ideaal. De
invloed van de overheid is er zeer sterk, terwijl
de positie van de Finse landbouwkredietorga
nisatie als zelfstandig financieringsapparaat
van de landbouw ook overigens niet hecht en
stabiel blijkt.