Het kredietbedrijf bestaat bij de OKO voor namelijk uit het verstrekken van kredieten aan landbouwcoöperaties als zuivelfabrieken of slachthuizen. Eind 1952 stond hiervoor 2.320 miljoen mark uit, dat was bijna één tiende van het totale werkkapitaal van de OKO, dat 21.340 miljoen bedraagt. De OKO eist voor haar kre dieten geen zekerheid; zij acht deze voldoende gedekt door de hoofdelijke aansprakelijkheid van de leden der kredietnemende coöperaties. De OKO verstrekt ook leningen aan de aan gesloten banken ter financiering van de door hen te verstrekken kredieten. Daar staat tegenover, dat de boerenleenbank minstens tien procent van de toevertrouwde middelen bij de OKO moet deponeren, hetzij in de vorm van contanten, hetzij in de vorm van obligaties, die door de OKO, de Staat of andere instellingen zijn uitgegeven. In de loop der jaren heeft de OKO een reserve gekweekt van 450 miljoen F.M. I)e provinciale bureaux en de OKL De provinciale bureaux zijn instellingen, die ieder in hun eigen provincie de boerenleen banken voorlichting geven in de ruimste zin des woords. Het toporgaan is de OKL. De voorlichting van de bureaux bestaat in het organiseren van cur sussen, contactavonden, vergaderingen, lezingen, causerieën, filmavonden enz. voor leden, direc ties, besturen, kassiers en ander personeel. Bovendien organiseren de bureaux excursies naar boerenleenbanken elders, coöperatieve landbouwbedrijven en modelboerderijen. Ten slotte houden zij toezicht en controle op het beheer van de boerenleenbanken. De OKL vormt de overkoepeling van de pro vinciale bureaux. Ook zij geeft voorlichting, maar dan in centraal verband. Zij maakt de werkschema's voor de bureaux, verzamelt, ver werkt en publiceert statistische gegevens op het gebied van het landbouwkredietwezen. Daarnaast heeft zij de supervisie over het kre dietbedrijf, de boekhouding en het beleid der boerenleenbanken. Tevens voorziet zij de banken van de nodige kantoorbehoeften. En tot slot beheert de OKL nog een waarborgfonds tot bijstand en hulpverlening van boerenleen banken, die in moeilijkheden zijn geraakt. Het kapitaal van dit fonds is de 60 miljoen F.M. gepasseerd. Hiervan is 50 gefourneerd door de OKO en 50 °/o door de boerenleenbanken, welke daartoe jaarlijks 5 van de in enig jaar gemaakte winst afzonderen. Het voorlichtingsapparaat van het landbouw kredietwezen in Finland moet los gezien wor den van de zogenaamde landbouwvoorlich- tingsdienst. Het eerste raakt de financiering van de landbouw, het tweede dient de op voering van de produktiviteit in de landbouw. Een doeltreffende financiële voorlichting van het landbouwkredietwezen enerzijds en een degelijke economische voorlichting van over heidsorganen in de landbouw anderzijds leiden er toe, dat banken en boeren beiden over en weer vertrouwd raken met de financiële en economische moeilijkheden ter verhoging van de produktiviteit van de landbouw, die zij des te meer en met des te meer succes zullen aan wenden, naarmate zij daaromtrent beter voor gelicht zijn. In de toepassing van dit axioma moet dan ook een van de oorzaken liggen, waarom het eco nomisch herstel van de Finse landbouwstaat in de afgelopen tien jaren zo tastbaar werd. Het werkkapitaal van de landbouwkrediet- organisatie Ultimo 1952 was het totale werkkapitaal bij de landbouwkredietorganisatie in Finland geste gen tot in totaal 57.826,5 miljoen F.M. Hiervan bestond 10.781,1 miljoen F.M. uit staatskre- dieten; 2.319,2 miljoen F.M. uit obligatieleningen; 2.958,7 miljoen F.M. uit andere leningen; 39.618,4 miljoen F.M. uit spaar- en deposito- gelden; 1.499,1 miljoen F.M. uit eigen middelen; 650,0 miljoen F.M. uit andere middelen. Hieruit blijkt, dat het percentage spaar- en depositogelden, alle omstandigheden in aan merking genomen, betrekkelijk hoog is. In 1945 bedroeg dit 87 °/o. In de jaren 1935, 1940 en 1945 was het eigen kapitaal van alle boerenleenbanken samen na genoeg gelijk aan dat van de OKO. Maar de laatste tien jaren is het eigen kapitaal van de OKO met grote sprongen omhoog gegaan, n.1. met 1.155 miljoen F.M., terwijl de toeneming bij de boerenleenbanken slechts 235 miljoen F.M. bedroeg. In 1952 beschikte de OKO over 1.500 miljoen F.M. en de boerenleenbanken samen over 650 miljoen F.M. eigen kapitaal. De boerenleenbanken hebben veel afgeboekt op de reserve en zij hebben ook veel aan de fiscus moeten offeren. Het kredietbedrijf van de landbouwkrediet organisatie Vóór 1920 verleende de organisatie slechts kredieten op bescheiden schaal. De hele orga- 35

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 11