in heel veel gevallen ambtenaar zijn en die
vaak al tientallen jaren met de bank meelopen,
vormen daartegenover het meer behoudende
element. Het bestuur is een orgaan, dat alleen
bij grotere banken voorkomt (341).
4.581 bestuursleden zijn eveneens uit de boe
renstand gerecruteerd, voor een overgroot deel
ook na de oorlog.
De taak van het bestuur bestaat in het be
noemen en ontslaan van de kassier en het uit
oefenen van controle op het door de directie
gevoerde beleid.
Voor de benoeming van een kassier is altijd de
goedkeuring van de OKO, de Centrale Bank,
nodig. Men kan zeggen, dat de mannelijke en
vrouwelijke kassiers (respectievelijk 560 en 63)
een behoorlijke opleiding genoten hebben en
voor hun taak berekend zijn. De meesten hun
ner hebben een landbouwschool, een mulo, een
hbs of een andere daarmede gelijk staande
school doorlopen. De kassiers, van wie de helft
nog geen tien jaar in dienst is, hebben een vol
ledige dagtaak.
Omdat de boerenleenbanken met bijkantoren
en agentschappen werken, hebben zij ook be
trekkelijk veel personeel nodig, ruim 1800
mensen.
De middelen van de boerenleenbanken bestaan
voor een groot deel uit leningen van de OKO,
dat was vooral het geval toen de banken nog
geen gelden van niet-leden mochten aantrek
ken.
Ook de Staat heeft bij de financiering van de
boerenleenbanken een belangrijk aandeel. In
feite gebruikt de Staat de boerenleenbanken als
organen, waardoor hij bepaalde staatskredieten
verstrekt. In de twintiger jaren betrof dit kre
dieten aan kleine, pas zelfstandig geworden,
boeren, en na de laatste oorlog kredieten voor
wederopbouw- en herbevolkingsdoeleinden.
Het spaar- en depositowezen heeft eerst na
1925, toen het verbod tot het aantrekken van
gelden van niet-leden werd opgeheven, beteke
nis gekregen. In het tijdvak 1938—1953 stegen
deze middelen, rekening houdende met de
waardedaling van het geld, met 80 terwijl
deze bij de andere instellingen terugliepen met
26 Het aantal inleggers bedroeg in 1952
ongeveer een miljoen. Hiervan was een vierde
deel lid van een bank.
den gevolge van de vele inflaties zijn de rente
percentages steeds wisselend geweest. In 1951
betaalden de boerenleenbanken voor het door
hen opgenomen kapitaal een rente van 7,25
en incasseerden zij voor de door hen verstrekte
kredieten een rente van 9,75 De nettorente-
34
opbrengst dient ter bestrijding van de kosten
van administratie en dergelijke.
De boerenleenbanken verstrekken hoofdzakelijk
kredieten aan natuurlijke personen. Hun Cen
trale Bank, de OKO, bestrijkt de rechtsperso
nen. Voor het verstrekken van krediet verlangt
de boerenleenbank persoonlijke of zakelijke
zekerheid van de boer. Met de borgtocht wer
den in de crisisjaren minder prettige ervaringen
opgedaan, zodat men zich meer op zakelijke
zekerheid ging toeleggen.
In 1951 was 42,5 °/o gedekt door hypotheek.
14,6 door andere zakelijke zekerheden.
34,9 door borgtocht en 8 °/o door de aan
sprakelijkheid van de leden der vereniging
enz., aan wie het krediet werd verstrekt.
is de Centrale Bank voor de boerenleenbanken.
Deze instelling houdt zich bezig met de kre
dietcontrole bij de boerenleenbanken, het de-
viezenverkeer, de kredietverstrekking aan
rechtspersonen, de emissie van obligaties en het
aantrekken van leningen, kortom met bijna alle
aangelegenheden van het normale bankbedrijf.
Het aandelenkapitaal bedroeg ultimo 1952
1.000 miljoen F.M. Een bedrag van 25 miljoen
F.M. was hiervan (dividendvrij) in handen van
de Finse Staat. De overige 975 miljoen F.M.
hadden de boerenleenbanken in hun bezit tegen
een dividend van 4V2 Derden kunnen geen
aandelen bezitten.
De algemene vergadering bestaat uit vertegen
woordigers van de aangesloten boerenleen
banken en van de Staat. Evenals de Staat heeft
elke boerenleenbank, ongeacht haar aantal
aandelen, slechts zes stemmen.
De algemene vergadering kiest het bestuur, dat
uit 21 personen bestaat en waarvan er ten
minste drie door de Staat worden aangewezen.
Op zijn beurt kiest het bestuur een directie,
bestaande uit een hoofddirecteur en vier direc
teuren, die samen de dagelijkse leiding hebben,
alsmede uit twee afgevaardigden van het be
stuur.
De OKO heeft twee dochterinstellingen: de
„Hypotheekbank", die langlopende voorschot
ten onder hypotheek verstrekt op het platte
land, en het „Bureau voor Koop en Verkoop
van Onroerende Goederen op het Platteland".
Daarnaast is de OKO nauw geliëerd aan ver
schillende instellingen met een sociaal-econo
misch karakter.
Op initiatief van de OKO werd in 1952 een
pensioenfonds opgericht voor het personeel van
de OKO en de aangesloten banken.
De OKO