inciële doolhof gelden. Thans niet meer. Ook de rente is een prijs, nl. voor z.g. leenkapitaal en het past ge heel in het overheidsstreven tot het stabiel houden van lonen en prijzen, dat ook een zekere stabiliteit van het rentepeil wordt nagestreefd. Stabiliteit richtsnoer Sedert de donkere dagen der economische de pressie van de jaren dertig is trouwens steeds meer de wenselijkheid van stabiele verhou- dingen op economisch en monetair gebied naar voren getreden. Primair is daarbij de gedachte, dat het binnenlandse economische evenwicht moet worden behouden om een toestand van volledige werkgelegenheid te verzekeren. Aan deze doelstelling nummer één wordt zo nodig ook de monetaire politiek en zelfs de valuta- politiek ondergeschikt gemaakt. Verder is steeds meer het inzicht gerijpt van de nauwe samen hang tussen economisch en monetair evenwicht. Het merkwaardige is nu geweest, dat ditmaal voor het eerst in de economische geschiedenis een poging is ondernomen om de put te dem pen, vóór het kalf verdronken was. Uitgaande van de leer van de monetaire conjunctuurpoli- tiek heeft men daarbij gedokterd aan de geld- hoeveelheid en, uit vrees voor een overspanning van de conjunctuur, fiscale maatregelen ge troffen tot inkrimping van het liquiditeitsreser voir. Wij willen thans niet in herhaling vervallen en volstaan daarom met vast te stellen, dat vol gens deskundige berekening f 400 millioen aan het geldreservoir worden onttrokken als gevolg van een verlaging van het percentage voor vervroegde afschrijvingen van 33V3 tot 10 °/o per jaar en van de versnelde inning van de van 50 tot 70 verhoogde voorlopige aanslag der vennootschapsbelasting. Consolidatie van kredieten Tegelijk met de fiscale maatregelen is van de zijde der Nederlandsche Bank de wenselijkheid naar voren gebracht tot consolidatie van langer lopende kredieten, alsmede, dat de ontwikkeling door de banken nauwlettend wordt gadegesla gen en waar mogelijk een rem aan buiten sporige vraag naar krediet door het bedrijfs leven wordt aangelegd. Inzonderheid had de president van De Nederlandsche Bank hierbij het oog op het afbetalingskrediet en het in vesteringskrediet. Wij hebben in dit blad de schaduwzijde van de afbetalingsfinanciering uitvoerig belicht. Onder investeringskrediet wordt in het bijzonder ver staan kredietverstrekking voor doeleinden met een permanent karakter. Het is een in de eco nomische wetenschap algemeen aanvaarde stel ling, dat permanent vermogensbeslag kapi taal dat blijvend in een onderneming nodig is bij voorkeur met permanent vermogen, d.w.z. aandelenkapitaal, moet worden gefinan cierd. In feite is dus op een activering van de emissiebedrijvigheid aangedrongen door om zetting van investeringskredieten in aandelen kapitaal. En niet tevergeefs, terwijl de fiscale overheidsmaatregelen wegens hun drainerende werking op de kasposities van de onderne mingen evenzeer tot emissie stimuleren. De handelsbalans Anderzijds neemt het overschot op de betalings balans geleidelijk zodanig af, dat de tijd nabij schijnt, dat er een tekort in het lopende beta lingsverkeer met het buitenland zal ontstaan, tenzij de overheid verdere maatregelen zou nemen om, hetzij de uitvoer te doen stijgen, dan wel de invoer te doen dalen, of beide tegelijk. Het tekort op de handelsbalans is in 1955 nl. gestegen tot naar raming ca. 2,1 mil jard tegen rond D/2 miljard in 1954. De besproken maatregelen tot vermindering van het liquiditeitsreservoir hebben tot dusverre echter geen merkbare invloed ten gunste op de handelsbalans uitgeoefend. Daaruit kan men dus afleiden, dat zij daartoe niet toereikend zijn geweest, waarbij men echter wel dient te bedenken, dat zij gericht waren tegen een overspanning van de conjunctuur in het algemeen en speciaal een fiscale aanmoedi ging voor investeringen beoogden weg te nemen (de investeringsaftrek van telkens 4 °/o gedu rende 5 jaren kon niet worden ongedaan ge maakt, omdat deze in de wet is vastgelegd, weshalve deze aftrek hier buiten beschouwing blijft). De goud- en deviezenvoorraad van De Nederlandsche Bank bleef in 1955 vrijwel ongewijzigd, hetgeen dus nog wel als een aan wijzing mag gelden, dat het tekort op de handelsbalans tot dusverre binnen dragelijke grenzen is gebleven, aangezien uit hoofde van het kapitaalverkeer netto geen deviezenaanwas is ontstaan. Overigens zijn de deskundigen het er over eens, dat de deviezenvoorraad als buffer 7

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 9