oor de fu
dan zal er iets op gevonden moeten worden
om voor de landbouw in ons land een passende
arbeidsvoorziening mogelijk te doen zijn.
De huidige toestand heeft elders een gunstige
uitwerking in zo verre, dat het overschot aan
arbeidskrachten, dat in sommige streken van
Nederland op het platteland aanwezig is, de
gelegenheid krijgt af te vloeien. Dit overschot,
dat het kleine-boerenvraagstuk onoplosbaar
maakte, is bezig te verdwijnen. Men neemt
aan, dat b.v. in Brabant in de laatste jaren
een zeer groot aantal arbeidskrachten het
kleine bedrijf heeft verlaten en dat de drang
om boer te blijven of te worden op de kleinste
bedrijven sterk is afgenomen. Dit schept de
mogelijkheid te komen tot grotere eenheden,
tot sociaal-economisch verantwoorde bedrijven
in de streken, waar een groot aantal bedrijven
beneden de maat is.
De conjunctuurpolitiek
Wanneer wij de ontwikkeling van het afge
lopen jaar op economisch en financieel gebied
nog eens overzien, dan worden wij gefascineerd
door de grote aandacht, welke naar het con
junctuurprobleem is uitgegaan. Eigenlijk is er
van een probleem in deze zin, dat er zich
moeilijkheden zouden hebben voorgedaan, die
dringend om een oplossing vroegen, nog hoe
genaamd geen sprake geweest. Het tegendeel
was het geval. Maar de herinnering aan de
jaren dertig, tezamen met de lange duur van
de hoogconjunctuur, hebben gemaakt, dat men
zich meer en meer bewust is geworden van de
ommekeer, die eens zal komen. De bomen kun
nen nu eenmaal niet tot in de hemel groeien en
zoals de wijsgeer Hegel eens en vooral heeft
vastgelegd, wisselen overal in de natuur en in
de menselijke samenleving actie en reactie
elkaar af. Op de these volgt de antithese en
uit deze beide komt dan ten slotte de synthese
voort. Economisch gesproken kunnen wij deze
stelling aldus uitleggen, dat zowel in de baisse
als in de hausse wordt overdreven en dat ook
de „economische waarheid" ergens tussen deze
beide in ligt. De neerslachtigheid van de eco
nomische depressie is evenmin gerechtvaardigd
als de ongebreidelde geestdrift en het onge
remde optimisme tijdens de hoogconjunctuur.
Vrees voor zulk een overdrijving in de hausse
hebben de autoriteiten in de belangrijke
westerse landen in de loop van 1955 er toe
gebracht maatregelen van uiteenlopende aard
te treffen, die alle er op gericht waren, de
collectieve koopkracht binnen bepaalde perken
te houden. Het is nooit helemaal duidelijk ge
worden of de gelijkgerichtheid en de (onge
veer) gelijktijdigheid van bedoelde maatregelen
voortsproten uit afspraken van dien aard tussen
de verschillende regeringen, of dat het voor
beeld van het éne land en in het bijzonder van
Amerika tot navolging in een of meer andere
landen heeft geleid. Wel schijnt het vast te
staan, dat de monetaire instanties, toen zij dit
jaar in Ankara op de jaarvergadering van het
Internationale Monetaire Fonds bijeen waren,
van gedachten over de actuele conjunctuur
problemen hebben gewisseld.
Geldomloop en disconto
Hoe dit ook zij, Nederland stond met zijn geld-
afromingsmaatregelen niet alleen. Wel was
zulks het geval met betrekking tot de hand
having van het disconto op hetzelfde niveau,
nl. 2V2 °/o. Terecht was de leiding van De
Nederlandsche Bank van mening, dat met een
verhoging van het officiële rentetarief niet vol
doende effect zou kunnen worden gesorteerd,
omdat de circulatiebank onder de tegenwoor
dige omstandigheden rechtstreeks geen door
slaggevende invloed op de kredietverstrekking
resp. de geldschepping der particuliere banken
meer kan uitoefenen. Niet bij de centrale bank,
maar bij de grote particuliere bankinstellingen
schuilt het gevaar voor een te sterke geldschep
ping, zolang de onmiddellijk opvraagbare
banksaldi zo omvangrijk blijven. Een disconto
verhoging zou tot op zekere hoogte met die
geldruimte bij de banken in strijd zijn. De geld-
hoeveelheid de bedoelde banksaldi worden
met het geld op één lijn gesteld, omdat zij on
middellijk opvraagbaar zijn en in rechtstreekse
koopkracht kunnen worden omgezet dient
eerst te verminderen en daarna kan desgewenst
het officiële disconto daaraan aangepast wor
den. Toen het geld nog autonoom was, het
internationale betalingsverkeer nog volkomen
vrij en lonen en prijzen volgens de vrije wet van
vraag en aanbod tot stand kwamen, kon het
officiële disconto terecht als de beste regulator
van het monetaire en economische evenwicht
6