ters. Sommige genieten een vrijheid van doen
en laten, gelijk hun Nederlandse collega's,
andere minder, weer andere zijn niet meer dan
bezitloze landarbeiders. Onder de laatste ca
tegorie treft men de kleurlingen aan, wier
voorouders als slaven op de katoen-, tabak-,
rijst- en suikerplantages werkten. In 1950 was
27% van het totaal aantal landbouwbedrijven
in Amerika pachtboerderijen.
Het pachtwezen vertoont vele gebreken, die de
ontwikkeling van de landbouw ten zeerste rem
men. Twee daarvan zijn de korte duur en het
mondelinge karakter van de pachtovereen
komsten. 99% van de pachtovereenkomsten
is éénjarig; 99,9% mondeling.
De „Farmers Home Administration stelt de eis
dat er een schriftelijk pachtcontract is met een
looptijd van minstens 2 jaar. Van de 200.000
boeren, die door deze organisatie aan krediet
geholpen worden, bestond ongeveer de helft
uit pachters. Het rapport vermeldt geen bij
zonderheden omtrent aantallen en bedragen
van de kredieten, die aan de onderscheiden
soorten pachters werden gegeven, zodat wij ons
geen beeld kunnen vormen van de mate, waar
in de minst bedeelde pachters voor een krediet
in aanmerking kwamen.
Allerlei pogingen om tot verbetering van het
pachtstelsel te komen, hebben tot dusver matig
effect gesorteerd. Na de laatste wereldoorlog
werd een begin gemaakt met overheidshulp
aan landheer en pachter ter financiering van
een door beiden gemeenschappelijk opgezet
verbeteringsplan. Het doel hiervan is te ge
raken tot verbetering van het croppersysteem
(systeem van deelpacht) en verhoging van
de levensstandaard van de pachters. Het rap
port geeft een interessant voorbeeld, waaruit
blijkt, dat deze methode doeltreffend kan wer
ken, waar de economische en sociale toestanden
allerbedroevendst zijn (primitieve en achterlijke
volksgewoonten, analphabetisme, volslagen
gebrek aan kapitaal, goederen, huisraad,
hygiëne enz.). Uiteindelijk zal toch de wet
gever uitkomst moeten bieden, al schijnt de
tijd daartoe nog niet rijp.
Een ander groot probleem is de erosie. Hon
derden tonnen vruchtbare teelaarde per hec
tare kunnen door de watersnood in het oosten
en de winderosie in het westen per jaar weg
spoelen. Eertijds werd daar minder acht op ge
slagen. Er was immers land genoeg. Iedere
pionier kon zoveel grond in gebruik nemen
als hij met zijn gezin kon bewerken. Toen
het goede land een economisch goed gewor
den was, werd erosie een gevaar, niet alleen
2
voor de boer, maar ook voor de gemeenschap.
In de laatste twee decennia werden allerlei
organen in het leven geroepen om dit gevaar
te keren.
De bodembescherming kreeg grote belangstel
ling, niet alleen van de boeren en de land
eigenaren, maar ook van de plattelandsbevol
king en de geestelijkheid.
Veel aandacht wordt in Amerika besteed
aan de voorlichting.
Het zwaartepunt van de landbouwvoorlichting
ligt bij de Land Grant Colleges, die krachtens
de wet van 1862 in elke staat werden opge
richt. Zij vormen thans een onderdeel van een
universiteit of hogeschool. De eerste profes
soren werden in Europa, vooral Duitsland, op
geleid. De colleges trokken wel veel belang
stelling, maar kregen toch geen vat op de
boerenbevolking. Daarom ging men zijn men
sen de boer op sturen. Niet alleen de boer,
maar ook zijn vrouw en kinderen worden bij
de voorlichting betrokken; de boer voor zijn
bedrijf; de vrouw voor de huishouding en lei
ding in het gezin en de kinderen in verband
met het jeugdclubwerk. Het apparaat wordt
gefinancierd door de Federale regering, de
Staat, de streek en particulieren. Er bestaat een
nauwe samenwerking met de plaatselijke no
tabelen.
In het algemeen wordt er gewerkt met lieden,
die meer in de breedte dan in de diepte zijn
gevormd en die bij moeilijke problemen steeds
kunnen terugvallen op de colleges.
Het landbouwkredietwezen
Van een georganiseerd landbouwkredietwezen
was in de vorige eeuw nog geen sprake.
Kredietverlening aan boeren kwam sporadisch
voor. Het risico was te groot, want talrijk
waren de misoogsten, waardoor het verbod
tot hypotheekstelling op landerijen zo lang
gehandhaafd bleef. De rentepercentages wa
ren zeer verschillend.
Eerst in 1913 werden ernstige pogingen onder
nomen om tot verbetering van het landbouw
kredietwezen te geraken. Er werden twee
studiecommissies naar Europa gestuurd, die
een rapport uitbrachten, waarmede de stoot
werd gegeven tot de „Federal Farm Loan Act
van 1917, die in de oprichting van het Federal
Land Bank System voorzag.
Toen deze landbouwkredietorganisatie in de
crisisjaren, die op de eerste wereldoorlog volg
den, niet voldoende tegen de moeilijkheden
bleek opgewassen, ging de regering over tot de
instelling van organen, die het landbouw-