lijkse arbeid met de meest verscheidene vraag
stukken geconfronteerd worden.
Zulke en nog vele andere leidende personen
worden gevormd op de meest verschillende
instituten van onderwijs in Nederland met
name seminaria, hogescholen, universiteiten,
scholen voor maatscnappelijk werk, verpleeg-
stersscholen, middelbare scholen, kadercur
sussen en kweekscholen.
Gelukkig wordt op verschillende dezer onder
wijsinstellingen en ook op kadercursussen reeds
aandacht besteed aan het vraagstuk van de
emigratie, doch niettemin ben ik de overtuiging
toegedaan, dat er nog meer kan en moet ge
beuren om over de betekenis der hedendaagse
emigratie een juiste en verantwoorde algemene
vorming van de openbare mening te krijgen,
waarbij ook aan andere aspecten dan alleen
die der werkgelegenheid aandacht wordt ge
schonken.
Ter verduidelijking moet ik dan stellen, deze
algemene opinievorming niet te zien in de
geest van een exacte feitenkennis omtrent de
concrete situatie in sommige landen, doch meer
in het licht van een vorming van begrip over
de aarde als leefgemeenschap en omtrent de
moderne mobiliteit van de wereldbevolking
met alle economische, sociologische, psycholo
gische en culturele gevolgen van dien. De ge
aardheid der onderwijsinstellingen zal bepalen
op welk niveau het vraagstuk behandeld moet
worden.
Doch ieder, die zich tot een mondiaal denkend
niveau weet te verheffen, zal in staat zijn
het verschijnsel van de verplaatsing van indi
viduen en gezinnen de juiste plaats in de we
reldverhoudingen te geven.
Vanuit dit algemeen gegeven redenerende,
komt men tot de erkenning van de betekenis
van onderwijs, gericht op een jeugd, die be
halve uit de burgers van de toekomst, ook de
emigranten van straks zal opleveren, in het
midden latend of zij met hun ouders in ge
zinsverband. emigreren, dan wel dat zij te
zijner tijd zelfstandig ons land verlaten.
Er moge dan een gradueel verschil bestaan
in de mate van noodzakelijkheid van begrips
vorming bij de in Nederland achterblijvende
jeugd en bij de ons land verlatende jeugd, voor
beide groeperingen is het noodzakelijk, dat het
onderwijs doelbewust gericht wordt op de
moderne internationale verhoudingen met een
belichting van de historische, religieuze, socio
logische en economische achtergronden, die in
de belangrijkste landen bestaan.
Bij dit alles denk ik tevens aan enige begrips
vorming over de internationale politieke ver
houdingen en de ontwikkeling daarvan.
Naast het geven van inzicht in de maatschap
pelijke verhoudingen, zoals die in de verschil
lende landen worden aangetroffen, moet het
lager en middelbaar onderwijs zich meer gaan
toeleggen op de historische verbondenheid van
vele landen met Nederland en Europa. Het
is immers zo, dat Noord-Amerika, Zuid-
Af rika, Australië en Nieuw-Zeeland de bron
van hun welvaart niet alleen te danken heb
ben aan de ontdekkingsijver van de Europe
anen, doch tevens aan de stroom van mensen
die uit Europa, na de ontdekking, naar deze
landen toestroomde. Naarmate de wereld zich
meer internationaliseert worden de historische
bindingen verstevigd en gaat de geschiedenis
door het hedendaagse gebeuren weer leven.
Daarnaast is economische en geografische ken
nis omtrent deze landen belangrijk om een in
zicht te krijgen in hun welvaartsbronnen en
m de welstand, die hun burgers genieten.
Wanneer men het onderwijs mede op de inter
nationale verhoudingen afstemt, dan leren de
achterblijvenden internationaler denken en
wordt de emigratie van velen vergemakkelijkt.
Gelukkig zijn er verschijnselen waarneembaar,
die erop wijzen dat het onderwijs de boven
genoemde richting uitgaat. Het zal duidelijk
zijn, dat het onderwijs op de kweekscholen hier
toe belangrijk kan bijdragen.
Vervolgens het onderwijs in de immigratie
landen zelf.
Daarbij zou ik de aandacht willen vragen voor
twee, naar mijn gevoel belangrijke, vragen.
Op de eerste plaats voor het onderwijs en de
kinderen van de Nederlandse emigranten.
Daarbij denk ik niet aan het lager onderwijs,
doch ook aan die vormen van onderwijs, die
op het lager onderwijs volgen.
Ik acht het noodzakelijk ervan uit te gaan,
dat het bij emigratie niet alleen gaat om het
bereiken van een bepaalde materiële welvaart,
doch ook van de stelling dat het geestelijke ont
wikkelingspeil evenwaardig moet zijn, aan dat,
wat men bereikt zou kunnen hebben, indien
men in Nederland was gebleven.
Doch helaas kan ik mij niet aan de gedachte
onttrekken, dat dit door vele ouders onvol
doende wordt beseft. Heel vaak hoort men „de
toekomst van de kinderen" als argument voor
de emigratie noemen. Dit is ongetwijfeld ook
een juist argument, maar de ervaring leert,
dat de ouders, eenmaal in den vreemde ge-
21