waartegenover de aflossingen op buitenlandse schuld door Nederland en de buitenlandse emissies op de Nederlandse kapitaalmarkt, die in het afgelopen jaar voor in totaal 279 mil joen opeisten, drainerend op de kapitaalmarkt werkten. Schatkistpositie Wat de financiële positie van het Rijk aangaat moet worden vastgesteld, dat de begrotings uitvoering op kasbasis in het eerste halfjaar van 1955 heeft geleid tot een tekort van 475 miljoen of 228 miljoen meer dan in de over eenkomstige periode van 1954. En dit ondanks het feit, dat de ontvangsten van de schatkist hoger waren en de aflossingen van staatsschuld lager dan in de eerste zes maanden van 1954. De toeneming van het kastekort werd in de eerste plaats veroorzaakt door een stijging van de militaire uitgaven, die in het eerste halfjaar van 1955 877 miljoen beliepen tegen 722 miljoen in het eerste halfjaar van het vooraf gaande jaar. Verder moest een tekort worden bijgepast voor het Landbouwegalisatiefonds, terwijl er tevoren een overschot was geweest, terwijl ten slotte ook de loonsverhogingen van oktober 1954 en januari 1955 op de ontwikke ling van de uitgaven van invloed zijn geweest. Hoewel daarentegen voor herstel van de watersnood slechts 109 miljoen tegen 162 miljoen benodigd was, heeft een en ander te zamen een vermeerdering van de rijksuitgaven van 394 miljoen met zich medegebracht. Terwijl oorspronkelijk dan ook voor geheel 1955 een budgetair kastekort was geraamd van 500 a 600 miljoen, moest dit in de jongste Mil joenennota worden geschat op 750 a 900 miljoen. Overigens is de kaspositie van het Rijk vanzelfsprekend eveneens ongunstig beïnvloed door de vervroegde aflossing ter grootte van 193 miljoen op de 4'A °/o-Wereldbanklening, welke men evenals de buitenlandse emissie activiteit kon zien als uitvloeisel van het streven, de deviezen, die ter beschikking van ons land kwamen uit hoofde van de buiten landse aandelenaankopen, zodanig aan te wen den, dat deze in de z.g. kapitaalsfeer bleven. Tegenover de stijging van de banksaldi van particulieren uit hoofde van bedoelde verkopen werd daardoor immers bij wijze van neutrali satie gesteld een afvloeiing van gelden naar het buitenland. Hoewel het Rijk in tegenstelling tot het vooraf gaande jaar twee staatsleningen heeft uitge geven, waarvan de eerste in januari 600 mil joen opbracht en de tweede (inschrijving op 29 september) slechts 250 miljoen met in- 12 begrip van in totaal rond 300 miljoen, waar voor ten laste van de z.g. voorinschrijfrekening op beide leningen te zamen door de rijksfondsen werd ingeschreven is het tegoed van de Staat bij De Nederlandsche Bank aan het einde van het jaar aanzienlijk lager dan een jaar geleden. Bedroeg dit einde 1954 626 miljoen, einde 1955 was er slechts 325 miljoen in de schat kist. Wel moet hierbij o.a. de vertraging in aanmerking worden genomen, welke de kabi netscrisis en de belastingherziening, die daar mede in verband stonden, met zich hebben ge bracht, waartegenover in de eerste maanden van het nieuwe jaar een versnelling in de be lastingontvangsten ook als gevolg van de versnelde inning der vennootschapsbelasting is te verwachten. Toch houdt men in financiële kringen in verband met het grotere kastekort van het Rijk rekening met de mogelijkheid van een nieuw beroep van het Rijk op de kapitaal markt in de eerste helft van het jaar. Het koersverloop Nu wij de voornaamste punten, die van belang zijn voor de verhoudingen op de geld- en kapi taalmarkt, de revue hebben laten passeren, komen wij dan ten slotte vanzelf op ons uit gangspunt terug, t.w. de koersontwikkeling op de obligatiemarkt. Was de eerste staatslening 1955 een volledig succes, de tweede kwam eigenlijk op een mislukking neer. Weliswaar waren de voorwaarden daarvan in zoverre wat beter, dat de looptijd op 30 jaren was gesteld tegen 40 jaren voor de eerste %-staats- lening 1955, maar overigens achtte men ten tijde van de emissie de voorwaarden in finan ciële kringen niet gunstig genoeg naar verhou ding tot de gewijzigde omstandigheden. Het échec kwam behalve in het disagio ter beurze tot uitdrukking' in het kleine bedrag, dat aan vrije inschrijvingen was ingetekend, nl. slechts 137 miljoen, waarna voor rekening van dc Rijksfondsen hieraan nog 113 miljoen wei d toegevoegd. Daarentegen was op de eerste staatslening 1955 van de zijde der open markt voor 410 mil joen ingeschreven. Mede ten ge volge van de overige genoemde geldverkrap- pende factoren zijn sindsdien de koersen op de staatsfondsenmarkt zodanig teruggelopen, dat het rendement van de leningen met de langste looptijd tot 3V2 °/o of nog iets meer is gestegen. Een dergelijk rendement kan thans reeds wor den verkregen op de 3V4 %-staatslening 1955 I, op de 3V2 %-staatsleningen van 1951 en 1953, die een gemiddelde looptijd hebben van resp. 14 en 12 jaar, en zelfs op de 3 °/o $-lening

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 14