inancieel
overzicht
Balans van 1955
Wanneer wij te dezer plaatse zoals gebruikelijk
de balans opmaken van de financiële ontwik
keling in het afgelopen jaar, dan kunnen wij
het beste uitgaan van de ontwikkeling op de
obligatiemarkt. Daar is immers met name in de
tweede helft van 1955 een verandering van het
koersbeeld opgetreden, welke klaarblijkelijk de
afspiegeling vormde van enkele fundamentele
wijzigingen op het monetaire en financiële vlak.
Om dan te beginnen bij de koersbeweging der
staatsfondsen, die zoals men weet als maatstaf
voor de ontwikkeling van de algemene rente
voet wordt beschouwd, kan worden vastgesteld,
dat voor het eerst sedert enkele jaren een nei
ging tot stijging van de rente aan de dag is
getreden. Met opzet spreken wij hier van nei
ging en drukken wij ons niet sterker uit, omdat
de veranderingen in koersbeeld en renteverhou
dingen zich slechts langzaam voltrokken en
dienovereenkomstig in de korte spanne tijds,
waarin zich deze ontwikkeling voordeed, nog
geen grote afmetingen hebben aangenomen.
Maar als symptoom was het verschijnsel op
zichzelf belangrijk genoeg.
Bij onze bespreking van de samenhang tussen
rentestand en conjunctuur hebben wij er op
gewezen, dat in een tijd van sterke en lang
durige expansie de voortdurende vraag naar
kapitaal in de richting van een rentestijging
werkt. Door bijzondere omstandigheden, waar
op wij hier thans niet diep kunnen ingaan, was
deze rentestijging tot dusverre achterwege ge
bleven. De isolering van het buitenland op
deviezengebied en ten aanzien van het kapitaal
verkeer (geen buitenlandse leningen), de be
perkte leenbehoeften van de overheid en de
grote buitenlandse effectenaankopen van het
buitenland, zomede de politiek van zelffinan
ciering van het bedrijfsleven vormden daarvoor
wel de belangrijkste verklaring.
De kentering
Dat zich thans voor het eerst een kentering
heeft voorgedaan was in hoofdzaak het gevolg
van maatregelen, welke van overheidswege
werden getroffen tot vermindering van de
liquiditeiten. Daarnaast deed zich waarschijnlijk
mede de invloed gelden van de geleidelijke
achteruitgang van de betalingsbalanspositie, die
sterk naar het evenwicht tendeert, hetgeen dus
in het vooruitzicht stelt een toestand, waarbij
het lopende betalingsverkeer met het buiten
land geen overschot meer zal opleveren, dat
verruimend op geld- en kapitaalmarkt werkt.
En ten slotte is daar dan nog de achteruitgang
van de financiële positie van het Rijk. Terwijl
het eerste halfjaar van 1954 voor de betalings
balans nog een overschot op de lopende reke
ning van 393 miljoen had opgeleverd, was
dat overschot in het tweede halfjaar van 1954
reeds tot 98 miljoen ingekrompen. In het
eerste halfjaar van 1955 is het overschot tot
82 miljoen ingekrompen, terwijl op grond van
het grotere tekort op de handelsbalans, dat in
de eerste elf maanden van 1955 niet minder
dan 1954 miljoen uitmaakte tegen 1376
miljoen voor de overeenkomstige periode van
het voorgaande jaar, moet worden aangeno
men, dat deze achteruitgang zich intussen eer
der nog heeft verscherpt.
Wat de geldverkrappende overheidsmaatrege
len aangaat, deze lagen in de eerste plaats op
het fiscale terrein. Wij hebben hierbij op het
oog de beperking van de vervroegde afschrij
ving op de aanschaffing van nieuwe bedrijfs
middelen, die van 33'/3 tot 10 per jaar werd
verlaagd, zomede de versnelde inning van de
van 50 tot 75 verhoogde voorlopige aanslag
van de vennootschapsbelasting. Deze fiscale
maatregelen doen de liquiditeiten van het be
drijfsleven volgens raming met 400 miljoen
inkrimpen.
Emissiebedrijvigheid
Parallel met de fiscale maatregelen heeft voorts
de president van De Nederlandsche Bank een
zekere aandrang op het bankwezen uitgeoefend
tot omzetting van investeringskredieten in z.g.
permanent vermogen aandelen- of obligatie
kapitaal. Hierdoor werd derhalve de emissie
bedrijvigheid eveneens nog gestimuleerd. Hoe
wel een rechtstreeks verband moeilijk is vast te
stellen, kan in elk geval worden geconstateerd,
dat er in 1955 grotere activiteit op emissiege-
bied is geweest en ook voor 1956 nog vele
emissies van het bedrijfsleven op het program
staan. Daarbij kwam dan nog de vermindering
van de buitenlandse effectenaankopen op de
Amsterdamse aandelenmarkt gedurende de
tweede helft van 1955 (toevloeiing uit dezen
hoofde in het eerste halfjaar nog 239 miljoen)
11