it de praktijk voor slechtere tijden intact moet worden ge houden. Voor en tegen Wat de tegen een conjunctuuroverspanning ge richte maatregelen betreft zal men begrijpen, dat het tegengaan van een te sterke en te snelle uitbreiding van het produktie-apparaat en met name van een uitbreiding, die in te sterke mate steunt op kredietverlening, in plaats van op reële besparingen, de kans verkleint, dat het produktie-apparaat naar verhouding tot de koopkrachtige vraag in geval van een omme keer veel te groot zal zijn. Maar dat niet alleen. Want kredietoverspanning leidt er bij een con junctuuromslag evenzeer toe, dat voorraden tegen afbraakprijzen moeten worden verkocht. Een neerwaartse prijsbeweging wordt aldus in gang gebracht, waarbij men evenmin als bij een sneeuwbal kan weten, op welk punt de prijzen in hun val zullen worden gestuit. Het voeren van een conjunctuurpolitiek brengt evenwel altijd het gevaar met zich mede, dat krachten worden opgeroepen op een verkeerd tijdstip (te vroeg of te laat), die men geen baas meer kan blijven. De in Nederland genomen maatregelen waren echter niet zo ingrijpend, dat zij aan de gunstige ontwikkeling afbreuk konden doen, te minder, nu internationaal en in het bijzonder in het toonaangevende Amerika de hoogconjunctuur bestendigd bleef. Tegenstrijdigheid? Hier en daar is de vraag gesteld, of de door de autoriteiten gevolgde gedragslijn niet strijdig is met het industrialisatiestreven, dat weer nauw samenhangt met de bevolkingsaanwas, immers vereist de industrialisatie meer investe ringen ter bevordering van de werkgelegen heid. Geheel los hiervan maakt de arbeids- schaarste het tot een gebiedende noodzakelijk heid, dat de produktiviteit wordt opgevoerd door uitbreiding en verbetering van het machi nepark. Het een en het ander wordt nu juist tegengewerkt door de nieuwe conjunctuurpoli tiek. Een zekere tegenstrijdigheid is hier onloochenbaar in het spel, maar voor het ogen blik is kennelijk de doorslag gegeven door het geen het zwaarste moet wegen. Blijkbaar heb ben de overheidsmaatregelen tot dusverre de drang tot vernieuwing en uitbreiding bij de ondernemingen nauwelijks kunnen verzwakken, omdat de economische omstandigheden zó sterk stimuleren, dat de bemoeilijking van de finan ciering daarvoor nog geen belemmering kon vormen. Dat wijst er tevens op, dat de pro- duKtiekosten nog voldoende laag zijn om de 8 concurrentie op de buitenlandse afzetmarkten te kunnen volhouden. In dit verband kan dus, concluderend, de politiek van de regering, ge richt op een zo groot mogelijke handhaving van de stabiliteit ten aanzien van lonen, prijzen en min of meer ook van de rente, geslaagd heten. Men moet hopen, dat het ook in de toekomst zal gelukken deze factoren voldoende in de hand te houden. Bezitsspreiding Ree(js en;ge tjjd js een staats commissie aan de arbeid, die een uitvoerig onderzoek instelt naar de moge lijkheid van bezitsspreiding. Voor ons is dit onderzoek van belang, omdat het zich voor een groot deel beweegt op het terrein van de spaarbank. Er werd een rapport uitgebracht met de titel Bevordering van bezitsvorming door sparen". In twee belangrijke hoofdstukken geeft de commissie een reeks van aanbevelingen, die tot bezitsvorming moeten leiden. In de eerste plaats de maatregelen, die het bedrijfsleven kan nemen en voorts de overheidsmaatregelen ter bevordering van de bezitsvorming. De activiteit van het bedrijfsleven wordt in hoofdzaak verbonden aan het bedrijfssparen, waar het rapport uitvoerig bij stilstaat. Men onderscheidt een „eenvoudige spaarregeling", waarbij het sparen binnen bepaalde grenzen vrij wordt gelaten en waarbij het bedrijf een bepaalde premie toekent. Heeft de spaarder een bepaald bedrag bereikt of een zekere periode gespaard, dan is hij vrij in de aan wending van zijn saldo. De „bestemmingsspaarregeling" is ook een vorm van bedrijfssparen, waarbij, zoals de naam reeds aanduidt, een bepaald doel wordt gesteld aan het bedrijfssparen. Er zijn voorbeelden, waarbij de woningbouw door werknemers krachtig werd gestimuleerd. Het is voor onze banken van belang, dat de betekenis van het bedrijfssparen niet wordt onderschat. Het neemt steeds groter omvang aan en het zal zich met de genoemde aanbe velingen wellicht nog verder uitbreiden. De commissie spoort aan tot het inschakelen van de bestaande spaarbanken. Men schrijft

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 10