Gebrek aan arbeiders Zoals in industrie en ambacht de stijgende loonkosten steeds meer ertoe leiden dat mensen door machines worden vervangen, wordt ook de landbouw door het gebrek aan arbeiders ertoe gedwongen meer kapitaal in de plaats van arbeid te investeren of wel arbeidsbesparende methoden aan te wenden. Hoezeer de boeren zich hiertegen ook verzetten, toch is deze ont wikkeling gezond. Immers, ze leidt ertoe dat op den duur al te kleine bedrijfjes moeten worden opgegeven, omdat zij onder de nieuwe metho den nog minder lonend worden dan ze al waren. Ze leidt er ook toe, dat machinecoöpe raties worden opgericht. Zonder twijfel zijn de opheffing en samen smelting van keuterbedrijfjes een pijnlijke zaak voor de boer, maar de pil wordt verzoet door het feit, dat er thans alom voldoende werkge legenheid is. Het is daarom wenselijk, dat deze sanering plaats vindt in een periode van hoog conjunctuur. Grensbedrijven Gezien van een ruimer standpunt moet men er zich wel rekenschap van geven, dat slechts op deze wijze het economische lot van de over blijvende boeren verbeterd kan worden. Tel kens weer blijkt het, dat de winsten in de grote boerenbedrijven zeer behoorlijk zijn en dat wer kelijke nood vooral bij de „grensbedrijven" voorkomt. Daar slechts een gezonde en levens krachtige agrarische economie in het leven moet worden gehouden, is het de vraag of men van het standpunt moet uitgaan dat ook die genen, die niet meer mee kunnen, moeten blijven voortbestaan en of men voor dat doel miljoenen moet uitgeven, miljoenen, die boven dien vooral ten goede komen aan hen, die ze nauwelijks nodig hebben. Er zijn b.v. in Amerika ongeveer IV2 miljoen boeren, die slechts via de staatssubsidies in leven kunnen blijven. Hun afvloeiing naar andere takken van de economie zou een belangrijke verlich ting voor de staatsfinanciën en voor de overige boeren betekenen. Vroeger en nu In vroegere tijden produceerden de boeren slechts ongeveer tweemaal zoveel als ze zelf nodig hadden, zodat toen slechts de helft van de bevolking buiten de landbouw werkzaam kon zijn. Thans kan een boerengezin voedings middelen produceren voor tien gezinnen, zodat nu slechts een tiende van de bevolking de bodem behoeft te ontginnen (zoals in de Ver enigde Staten ongeveer het geval is) en de andere negen tienden beschikbaar zijn voor de produktie van andere goederen. Nu zal men wel is waar de trek van het land naar de industrie niet uitsluitend kunnen be schouwen als een vraagstuk van economische rationaliteit, maar toch is het zo, dat, nu men aandacht schenkt aan het aspect van de mense lijke welvaart, het weinig logisch is een groep keuterboertjes te handhaven, die uit eigen kracht noch kan leven noch kan sterven en voortdurend van subsidies afhankelijk is, zodat de zo veelgeroemde onafhankelijkheid van deze boeren slechts nog op papier bestaat. Evenzeer zal men ook moeten erkennen, dat het lot van de landarbeiders geenszins benij denswaardig is. Ze zijn veelal aangewezen op de min of meer precaire behuizing van de boer en kennen arbeidstijden, die ver uitgaan boven die, welke in andere produktietakken gebrui kelijk zijn. Men kan het hun dan ook niet kwalijk nemen wanneer zij de gelegenheid tot „vlucht uit de landbouw" aangrijpen. Dit geldt in sterke mate ook voor de boerenzonen en -dochters. Het is bovenal de aantrekkings kracht van de stad, die deze beweging inten siever heeft gemaakt. Tegen zulke machtige magneten, waarvan wij de werking kunnen aflezen uit de verlatenheid van de vruchtbare Franse districten, is nau welijks enig kruid gewassen, behoudens dan de middelen om de verveling van het beroep op te heffen en de dorpsgemeenschap weer zin en inhoud te verschaffen. Vóór alles echter zal men de boer moeten maken tot zulk een vakman en ondernemer, die de grote bedrijven thans nodig hebben om de talrijke technische hulp middelen te gaan gebruiken met het doel een behoorlijke winst uit het bedrijf te halen. (Julius Bar Sc Co, Zurich). 494 Aantekening. Bovenstaand artikel troffen wij aan in een Zwitsers blad, zodat wij menen te mogen aannemen, dat de schrijver bij het samenstellen van zijn artikel allereerst de toestanden in de Zwitserse landbouw voor ogen zal hebben gehad.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1955 | | pagina 22