kredieten. Dit tekort aan geldmiddelen is voor
een deel te wijten aan het feit, dat vele instel
lingen, daartoe al of niet bevoegd, een bepaald
deel van de hun toevertrouwde middelen
reserveren voor de landbouwfinanciering en
opvoering van hun kapitaaldeelneming achter
wege laten, omdat zij hogere renten weten te
bedingen, wanneer zij hun gelden anders
beleggen.
Daarentegen verkeren tal van instellingen in de
moeilijkheid, dat zij bij gebrek aan middelen
geen kredieten meer kunnen verlenen. Het
tekort aan kapitaal wordt vooral gevoeld bij
investeringskredieten.
b. Het gebrek aan samenwerking en aan een
vormig optreden naar buiten bij de verschil
lende plaatselijke instellingen en de centrale.
Deze eensgezinde samenwerking, welke voor de
ooilog zo veel goeds bracht, werd op den duur
jammer genoeg niet meer gehandhaafd en ging
aan betekenis inboeten. Het is hier niet de
plaats om hetgeen in de loop der tijden is voor
gevallen weer eens op te rakelen, maar wel kan
gezegd worden, dat nu de centrale vaak de
middelen ontbeert om aan de verzoeken, welke
haar bereiken, te voldoen, de overeenkomsten,
welke de grenzen van de bevoegdheid en de
verhoudingen tussen de centrale en de plaatse
lijke instellingen regelen, niet meer worden
nageleefd.
Elke instelling moet op eigen kracht leven en
zelf binnen zijn eigen gebied de nodige finan
cieringsmiddelen weten te vinden. Het is een
toestand, waarvan de nadelen hoogst ernstig
zijn, vooral daar waar het tekort aan kapitaal
het grootst is.
c. Het verschil in de omstandigheden in de
diverse streken van Italië (in sommige streken
is er gemakkelijk en voldoende krediet te krij
gen, terwijl dit in andere streken haast niet het
geval is) is niet meer dan het rechtstreekse
gevolg van wat wij in punt b. hebben uiteen
gezet. De president van de centrale merkt
hierover het volgende op:
„Elke instelling is in feite volkomen vrij en tot
het belachelijke zelfs toe gemachtigd om zijn
investeringen in de landbouw te verminderen
zonder daarbij de haar verleende bevoegdheid
om als landbouwkredietinstelling te kunnen op
treden. waardoor zij van voordelen van andere
aard kan profiteren, te verliezen.
De heterogeniteit van de instellingen, die tot
verstrekking van landbouwkrediet bevoegd zijn
en de onbeperkte autonomie in hun doen en
laten, maken dat er van eenvormigheid in het
gevoerde beleid vanzelf geen sprake is.
De bedoeling van de bestaande wetten was, dat
de disharmonie, ontstaan door het optreden van
de lokale en interlokale instellingen, welke
laatste het werk van de lokale instellingen
moeten coördineren, in goede banen moeten
leiden en tot een eenvormig geheel hebben te
maken, tot het verleden zou behoren. Maar er
bestaat geen voorschrift, dat zegt op welke
wijze die coördinatie, voorgeval die niet ge
effectueerd wordt, tot stand moet komen."
d. Ook het hoge, in sommige streken moeilijk
aanvaardbare rentepercentage staat in nauw
verband met wat we zo juist hebben gezegd.
Want het tekort aan kapitaalbronnen heeft zijn
teiugslag op de kosten van het geld. welke van
streek tot streek telkens weer anders berekend
worden, alsof men te doen had met instellingen,
die ver van elkaar liggen en niet in een en
hetzelfde land.
Verschillen van één tot twaalf procent zijn geen
zeldzaamheid.
In de meer genoemde studie merkt de president
van de centrale nog op:
„Die verschillen weerspiegelen zich natuurlijk
in de rentetarieven, welke in de diverse land
streken merkbaar van elkander afwijken. Wij
zien hier dus weer een van de merkwaardigste
verschijnselen van datgene, waarin de huidige
organisatie op functioneel gebied tekort schiet,
wijl het verschil in lasten, welke op de land-
bouwproduktie drukken, zo opvallend is, dat
tal van bedrijven voor de opgenomen leningen
een rente betalen, die in feite het dubbele is
van wat gunstiger gelegen bedrijven betalen.
Juist in de streken, waar de landbouw meer
behoefte heeft aan goedkope kredieten, zijn de
lasten voor de leningen het zwaarst.'
Zelfs het feit, dat de Staat een deel van de
rentebetaling voor zijn rekening neemt, vermag
dit bezwaar niet altijd op te heffen. In de eerste
plaats wordt die hulp slechts verleend voor
investeringskredieten en in de tweede plaats
wordt die financiële hulp tot 2,5 vele malen
overtroffen door de kosten aan commissieloon,
provisie enz.
e. Voor het verkrijgen van een lening of
voorschot moet men veel te veel lopen. De
moeilijkheden bij het verkrijgen van staatssteun
zijn eveneens talrijk. Deze bezwaren zijn niet
licht, maar zeker te ondervangen, gezien het
452