aandelijk
Ook aan het slot van de Kroniek van oktober jl.
schreven wij over dit onderwerp.
Het zij ons vergund nog eens met klem aan te
dringen op onderling overleg in voorkomende
gevallen.
In het algemeen zouden wij de aangesloten
banken nog het volgende willen adviseren:
Indien een voorschot of krediet wordt aange
vraagd, waarvoor op grond van statuten, huis
houdelijk reglement of dispensatieregeling toe
stemming van het bestuur van de Centrale Bank
nodig is, zal men goed doen aan aanvragers
geen toezeggingen te doen, tenzij onder het
uitdrukkelijk voorbehoud dat de Centrale Bank
de verstrekking van het voorschot of krediet
goedkeurt.
Schot voor de boeg
In het jaarverslag van de Centrale Bank over
1954 is reeds geconstateerd, dat niet alle ver
schijnselen, die de hoogconjunctuur begeleiden,
zonder bedenking zijn; met name werd ge
wezen op de overspannen toestand op de
arbeidsmarkt. Het is er nadien niet beter op
geworden. In de bouwnijverheid, waar de
spanningen zich het ergst deden gevoelen, zijn
enige maanden geleden beperkende maat
regelen ingevoerd; de bedoeling daarvan is er
voor te zorgen dat de woningbouw niet in het
gedrang komt. Dezer dagen zijn maatregelen
van meer algemene aard genomen, die tot doel
hebben de vraag naar goederen en diensten
enigermate in te dammen. De vervroegde
extra-afschrijving op nieuwe investeringen van
331/s°/o zal over vier achtereenvolgende jaren
moeten worden uitgespreid. Ten hoogste zal
10 °/o per jaar mogen worden afgeschreven.
Daarnaast zullen de voorlopige aanslagen voor
de vennootschapsbelasting hoger worden en
versneld worden geïnd. Men neemt aan dat het
bedrijfsleven door deze maatregelen per jaar
400 miljoen krapper in de middelen zal
komen te zitten.
Men duidt deze maatregelen aan als een waar
schuwingsschot. Men moet zezienin verband met
de waarschuwing,die De NederlandscheBank in
september deed horen over de financiering van
het afbetalingsstelsel en over de financiering
van investeringen met middelen, die daartoe
niet geëigend zijn. Men kan natuurlijk nog
verder gaan als men de hoogconjunctuur zou
willen beteugelen. Vooralsnog is er echter geen
reden voor de weg te kiezen, die de Engelse
minister van Financiën heeft ingeslagen (kre
dietbeperking, belastingverhoging) omdat bij
ons de betalingsbalans, alhoewel niet langer
sterk positief, geenszins een bedenkelijke ont
wikkeling vertoont.
Op korte termijn is niet te zeggen wat de ge
nomen maatregelen zullen uitwerken. Het is
zelfs de vraag of men enige uitwerking zal
kunnen constateren. Er zijn immers zovele fac
toren, die de bedrijvigheid en de werkgelegen
heid beïnvloeden. Zij kunnen elkaar gemakke
lijk overschaduwen. Overigens zou het te
betreuren zijn als de omstandigheid, dat enige
waarschuwingen zijn geuit en enkele remmende
maatregelen zijn genomen, de indruk zou
Uitholling?
De minister van Landbouw heeft enige deining
veroorzaakt door de gedachte te lanceren (in
zijn inleiding voor het Verbond van Neder
landse Werkgevers) dat het stelsel van mono
polieheffingen, waarmede getracht wordt het
binnenlandse prijspeil voor granen enigermate
los te houden van het buitenlandse, zoveel be
zwaren heeft voor handel en industrie, dat
maar eens gezocht moest worden naar een
ander middel om de producenten aan hun
trekken te laten komen.
Men kan niet zeggen dat de landbouw zijn hart
verpand heeft aan het stelsel der monopolie
heffingen. De veehouderij zeker niet, want die
zit met het moeilijke vraagstuk van de restitu
tie. Nu het er echter op aan schijnt te komen
iets anders te verzinnen, is men daar allerminst
voor klaar. Het schijnt dat de minister een
448
wekken als zou de Nederlandse economie zich
in een ongezonde hoogconjunctuur hebben ge
werkt. Zulks is geenszins bewezen. Daarom
voorzichtig aan met de remmen