oor de
en de aannemers maken op dit terrein verras
sende vorderingen. De kwaliteit van het ge
leverde werk staat niet achter bij die, welke bij
de uitvoering met handkracht wordt verkregen.
Het is duidelijk, dat deze ontwikkeling het on
mogelijk maakt de uitvoering van cultuurtech
nisch werk afhankelijk te stellen van de werk
gelegenheid zoals dat voor de oorlog het geval
was en het is goed, dat dit door de minister
duidelijk gesteld is. Als we het cultuurtechni
sche werk zouden bewaren om het in tijden van
depressie en werkloosheid met de schop te doen
uitvoeren, zou er niet veel van terecht komen
en zouden we dringend nodige verbeteringen
tot een onbekend tijdstip op de wachtlijst plaat
sen. En dat in een tijd, dat alom in Europa de
cultuurtechnici druk aan het werk zijn.
Rundertubercutose.
Onder het hoofdstuk „Yeeartsenijkundige aan
gelegenheden" lezen we, dat de strijd tegen de
rundertuberculose zo ver is gevorderd, dat na-
nagenoeg alle veebeslagen in het Noorden,
Oosten en Zuiden van ons land in het kader
van het vijfjarenplan gesaneerd zijn. Deze suc
cesvolle bestrijding, waarvoor ook in het bui
tenland grote belangstelling bestaat, is het
resultaat van een nauwe samenwerking tussen
de overheid en de georganiseerde landbouw. In
de resterende planperiode, welke wordt afge
sloten in Mei 1956, dient nog een aantal rea-
geerders te worden opgeruimd, hetwelk zich
bevindt in het Westelijk deel van de provincie
Utrecht en in de provincie Zuid-Holland,
hoofdzakelijk ten Noorden van de grote rivie
ren. Het laat zich aanzien, dat het vijfjaren
plan op de daarvoor gestelde termijn zal zijn
beëindigd. Het ligt dan ook in het voornemen
om, na overleg met het Landbouwschap, per
1 Mei 1956 voor het gehele land een verbod tot
het houden van reactiedieren af te kondigen.
Voorlichting.
Sprekende over het vraagstuk van de kostprijs-
De Millioenennota
Onze gewoonte getrouw willen wij onder deze
rubriek ditmaal enige kanttekeningen plaatsen
bij de Millioenennota, zoals het Staatsstuk
wordt genoemd, dat de nieuwe Rijksbegroting
met memorie van toelichting omvat, die op de
derde Dinsdag van September bij het parle
ment wordt ingediend.
Vooropgesteld moet worden, dat men hierbij
slechts met ramingen te doen heeft, die achter
af veelal min of meer belangrijk blijken te
moeten worden herzien. Niettemin zijn de
ramingen van belang, omdat zij althans enig
houvast bieden in de doolhof van de staats
financiën en een inzicht in de grote lijnen van
het financiële beleid verschaffen. Daarenboven
bevat de Millioenennota de werkelijke uitkom
sten van een aantal dienstjaren en een her
ziening van de ramingen der vorige Millioenen
nota op grond van meer recente gegevens.
Allereerst willen wij dan het samenvattend
beeld van de begroting voor 1956 in ogen
schouw nemen. Voor alle diensten te zamen
geeft deze een tekort te zien van 580 mil-
lioen tegen een oospronkelijk voor 1955 ge
raamd tekort van 610 millioen, dat echter
vrijwel uitsluitend zijn oorzaak vond in de z.g.
kapitaaldienst, die met name betrekking heeft
op de investeringen van het Rijk zomede op
de wijzigingen in 's lands vermogenspositie uit
hoofde van de nationale schuld.
Men dient echter de kapitaaldienst eigenlijk ge
heel los te zien van de lopende dienst der be
groting, zoals bv. onmiddellijk blijkt als men
constateert, dat in de plaats van de oorspronke
lijke raming uit hoofde van de Nationale
Schuld, die aanvankelijk voor 1955 op 24D/2
millioen was gesteld, thans een vermoedelijke
post van 383V2 millioen wordt opgegeven.
Voor versterkte aflossing op buitenlandse
schuld (aan de Wereldbank) moest echter
J 193 millioen worden uitgetrokken, die in
voornoemde post is begrepen, hetgeen dus aan
toont, hoe een verbetering van de schuldpositie
tot een schijnbare achteruitgang van het be
grotingsbeeld kan leiden.
Dat niettemin veelal in de eerste plaats het
totale begrotingsbeeld dus van lopende en
kapitaaldienst tezamen in het oog wordt
gevat, geschiedt kennelijk om een totaal beeld
te geven van het saldo tussen 's lands inkomsten
en uitgaven in het betrokken jaar.
Groter tekort voor 1955
De oorspronkelijke ramingen van 1955 en 1956
mogen dan weinig afwijken, de herziene raming
van 1955 blijkt veel ongunstiger te zijn ge-
418
j
L