men, maar het verschijnsel is er wel, al hebben de bijzondere omstandigheden geringe emis- jiebedrijvigheid, gunstige betalingsbalans en gestadige verruiming van de kapitaalmarkt door omvangrijke buitenlandse effectenaan kopen waarin ons land tot dusverre in monetair opzicht verkeert, vertragend op de stijging van de rentestand gewerkt. Men zou zelfs de vraag kunnen opwerpen, of een lichte stijging van de rentevoet hier te lande niet tot de door de overheid nagestreefde breideling van de credietverstrekking zou kunnen bijdra gen. In elk geval zou een lichte stijging van de rentestand het sparen bevorderen, het rente- verschil met het buitenland verkleinen en ook geheel passen in het raam van de crediet- beperking, door de leiding van De Nederland- sche Bank nagestreefd. Aan de andere kant moet worden erkend, dat van de kant van de centrale bank een verho ging van het disconto bepaald niet wordt na gestreefd. De critiek, die zulk een maatregel enkele jaren geleden onmiddellijk na de uit gifte van een Staatslening ontmoette, maakt het al heel onwaarschijnlijk, dat thans binnen af zienbare tijd en op korte termijn tot disconto verhoging zou worden overgegaan, al vormt dan het emissieresultaat een aanwijzing, dat grotere bedragen van de beleggende instel lingen bij min of meer gelijk blijvende verhou dingen slechts bij een hogere rentevoet zullen kunnen worden aangetrokken. Omzetting vlottend schuld. Intussen mag niet onopgemerkt blijven, dat de opzet van de lening consolidatie is geweest, derhalve omzetting van kort lopende in lang lopende schuld. Om verruiming van de schat kistpositie in de eigenlijke zin ging het dus niet, slechts om een versterking van de technische positie. Kort lopende schuld betekent immers een verplichting op korte termijn voor de over heid, die voor de eventualiteit kan komen te staan, op een ongelegen ogenblik geld voor af lossing van zulke schuld op tafel te moeten leggen. Lang lopende schuld wordt daaren tegen slechts zeer geleidelijk afgelost, terwijl daartegenover met het verloop van de tijd veel al nieuwe lang lopende leningen worden aan gegaan. Hoe minder vlottende schuld dus, des te gezonder, want minder kwetsbaar, de positie van de schatkist is. Bij een totale binnenlandse schuld van het Rijk, per 30 Juni jl. groot I8V2 milliard tegen 19.4 milliard per 30 Juni 1954, beliep de gevestigde binnenlandse schuld 10.8 milliard tegen 9.2 milliard op 30 Juni 1954. Aan schat kistpapier was op 30 Juni jl. nog maar slechts 3.1 milliard tegen 4.4 milliard een jaar te voren in omloop. Daarbij dient enerzijds reke ning te worden gehouden met de z.g. semi-con- solidatie, waarbij schatkistpapier in schatkist certificaten met een gemiddelde looptijd van 10 jaar werd omgezet, anderzijds met het feit, dat 100 millioen van de z.g. boekschuld, die het Rijk nog bij de Nederlandsche Bank heeft, werd omgezet, waardoor dus de positie van de circu latiebank eveneens gezonder werd. Nog spre kender is de verbetering van 's Rijks schuldposi tie, als men de ontwikkeling in de tien jaren, die sedert de tweede wereldoorlog zijn verstreken, in het oog vat. In die periode werd voor niet minder dan 8V4 milliard kort lopende schuld in lang lopende geconsolideerd, terwijl door aflossingen en dergelijke (belastingbetaling met Staatsschuld!) de gevestigde Staatsschuld per 30 Juni 1955 zoals reeds opgemerkt toch slechts tot 10.8 milliard is gestegen tegen ca. 53U milliard per einde 1945. Wij roerden hierboven reeds terloops het stre ven tot credietbeperking van de leiding der Nederlandsche Bank aan. In dit verband moge hier melding worden gemaakt van de wense lijkheid, uitgesproken door de president der centrale bank, dr. Holtrop, dat de ontwikkeling door de banken nauwlettend worde gadegesla gen en waar mogelijk een rem aan excessieve vraag naar crediet door het bedrijfsleven worde aangelegd. Inzonderheid had dr. Holtrop hier bij het oog op het afbetalingscrediet en het in- vesteringscrediet. De schaduwzijden van de af betalingsfinanciering werden onlangs door ons in het licht gesteld. Onder investeringscrediet dient men hier te verstaan de financiering van permanente behoeften aan bedrijfskapitaal. Het is een in de economische wetenschap algemeen aanvaarde stelling, dat permanent vermogens- beslag, d.i. kapitaal, dat blijvend bij een onder neming benodigd is, bij voorkeur met perma nent vermogen, d.w.z. aandelenkapitaal, dient te worden gefinancierd. In feite dringt de bankpresident dus op een toeneming van de emissiebedrijvigheid door omzetting van inves- teringscredieten in aandelenkapitaal aan. In derdaad is de emissiebedrijvigheid inmiddels reeds toegenomen. Aandelenkoersen en rentestand De bankpresident kon op het tijdstip van zijn Credietbeperking nagestreefd. 433

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1955 | | pagina 21