voudige vorm, toch hebben factoren van land-
bouwtechnische, klimatologische en maatschap
pelijke aard zomede de plaatselijke geschiede
nis en de agrarische ontwikkeling de landbouw
zodanig beïnvloed, dat deze naar aard en
structuur overal verschillend is, zodat ook de
credietbehoeften, zoals te hegrijpen valt, ver
schillend zijn.
Bovendien moet men rekening houden met het
feit, dat de verhouding tussen de factor kapi
taal (waaraan in Italië altijd een tekort bestaat)
en de factor arbeid (waar in het algemeen
teveel van is), en de verhouding landbouw
bevolking en beschikbaar landbouwareaal on
gunstig is. Eerst dan zal men zich een idee kun
nen vormen van de verschillende problemen
welke zich bij een onderzoek naar de crediet
behoeften in de Italiaanse landbouw voordoen.
Wij zullen trachten na te gaan waaruit die ver
schillen bestaan om er dan in het kader van
ons onderzoek onze conclusies aan vast te
knopen.
2. Italië ligt tussen 47° en 36° Noorder
breedte en 5° en 6° Westerlengte, strekt zich
van Noord tot Zuid uit over een lengte van ruim
1200 km en wordt voor ruim daarvan om
spoeld door de Middellandse Zee.
Door de langgerekte vorm en het bergachtig
karakter heeft het Schiereiland met zijn 301.020
km" een altijd gematigd, maar zeer afwisselend
klimaat.
Men behoeft slechts te denken aan het verschil
in temperatuur bijv. in Langhe (Piemont) en op
de vlakte van Palermo of een vergelijking te
maken van de regenval in Udine in 1950 (win
ter 190 mm, voorjaar 255 mm, zomer 237 mm
en najaar 386 mm) met die van Catanzaro
(winter 331 mm, voorjaar 124 mm, zomer 57
mm en najaar 212 mm) om een indruk te krij
gen van de veelzijdige betekenis die aan de
uitdrukking „gematigd klimaat" kan worden
toegekend.
Over het bergachtig karakter gesproken. Men
weet dat Italië voor 2/3 uit bergen en heuvels
bestaat. Maar zelfs op dit punt valt er, naar
mate men meer naar het Zuiden gaat, enige
gradatie te bespeuren. Het Noorden bestaat
voor meer dan de helft uit de rivierenrijke Po-
vlakte. Meer naar het Zuiden zijn de vlakten
schaarser en kleiner en als ze nog tamelijk groot
zijn, zoals dat met de Tavoliere Pugliese
het geval is, zijn ze erg droog, leveren ze
426
geen voldoende water op voor irrigatiewerken
en hebben ze verschrikkelijk te lijden van de
sirocco's, winden, die vaak letterlijk alles wat
los en vast zit wegvagen.
3. De aard van de bebouwing verschilt in het
Noorden, het Midden en het Zuiden zeer sterk.
Gaat men ervan uit, dat van de 27.757.000 ha,
die land- en bosbouw innemen, 5.617.000 ha uit
bos, 5.167.000 ha uit weide en 1.515.000 ha uit
niet productieve gronden bestaat, dan kan men
dadelijk constateren, dat de bevolking prak
tisch gesproken ternauwernood twee derden
van het totale oppervlak permanent in gebruik
heeft.
Gegevens omtrent de landbouw in de verschil
lende streken van Italië zal men bijvoorbeeld
kunnen vinden in het jaarverslag van de Ita
liaanse landbouweconomie en in dat van het
Centraal Bureau voor Statistiek.
Brengt men deze gegevens in onderling ver
band, dan kan men zeggen:
a. In Noord-Italië heeft de landbouw over
het algemeen een betrekkelijk hoog peil be
reikt. Hij is goed uitgerust en kent een grote
verscheidenheid van producten, ook al wordt
in sommige gebieden overwegend voor de in
dustrie geproduceerd, zoals rijst, bieten, hen
nep, wijn enz. Men treft er zowel grote als
kleine bedrijven aan, die eigendom zijn van de
boer, maar kent ook de pacht en de deelpacht,
welke vaak vreemde vormen aanneemt. De
structuur dier bedrijven is gezond te noemen.
Ofschoon men in het algemeen van een vaste
landsklimaat kan spreken, is dit voor de ver
schillende cultures niet ongunstig. De zeer
heterogene bevolking oefent allerlei werkzaam
heden uit, waaronder landbouw.
Zij past daarbij de gewone moderne methodes
toe en behalve van de vergevorderde techniek
maakt zij ook een ruim gebruik van meststof
fen, machines, betere graansoorten, zaaizaad
enz. In het algemeen is de bedrijfsuitrusting
ruim voldoende.
b. Voor Midden-Italië geldt ten dele het
zelfde. Bepaalde streken van Umbrië, Toscane,
Marches, behoeven niet onder te doen voor
Lombardije, Piemont of Emilia. Alleen dient
opgemerkt te worden, dat de bodem minder in
tensief wordt bewerkt. Andere streken in Mid
den-Italië zijn minder gunstig bedeeld, of