digde organisaties van de heer Visser afscheid te nemen. Onder de aanwezigen bevonden zich o.a. de heren J. L. Nysingh en Z. Th. J. F. Baron van Dorth tot Medler, oud-bestuursleden van de Centrale Bank, de heer C. S. van Beuningen, oud-lid van de raad van toezicht van de Cen trale Bank en de heer A. N. Fleskens, voor zitter van het bestuur van de Coöperatieve Centrale Bank te Eindhoven. Verder waren eveneens aanwezig leden van het bestuur en van de raad van toezicht van de Coöp. Grondkapitaalbank voor de Landbouw. Te ongeveer 3 uur, toen de z.g. „blauwe zaal'' geheel gevuld was, niet alleen met de boven bedoelde afgevaardigden, maar ook door het bestuur, de raad van toezicht en de directie van de Centrale Bank, werd de scheidende functionaris met zijn familie binnen geleid. Nadat allen plaats genomen hadden, werd het woord genomen door de voorzitter van het be stuur der Centrale Bankprof. dr. G. Minder- houd. De heer Minderhoud heette namens bestuur en raad van toezicht van de Centrale Bank de talrijke gasten welkom. Spr. achtte het een bijzonder voorrecht de bur gemeester van Utrecht welkom te mogen heten en verklaarde het zeer op prijs te stellen, dat deze getuige wilde zijn van het afscheid van een verdienstelijk Utrechts burger van zijn werk bij een in Utrecht gevestigde instelling. Zich richtend tot de heer Visser, merkte de heer Minderhoud op, dat het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd voor de heer Visser medebrengt diens aftreden als directeur van de Centrale Bank. Spr. verklaarde de heer Visser, die gedurende 44 jaar zowel de Centrale Bank als de gehele organisatie boven lof gediend heeft, te hebben leren kennen als een man van bijzondere kwaliteiten en capaciteiten. Wat de heer Visser gedurende die tijd voor de Centrale Bank en voor de organisatie heelt ge daan is zodanig, dat men zich deze moeilijk kan voorstellen zonder de heer Visser. Een Frans lied zegt „Partir, c'est mourir un peu", vertrekken, afscheid nemen is altijd een beetje sterven. En al moge hierin een kern van waarheid schuilen en brengt een afscheid iets mee van weemoed, toch wil spr. niet klagen. „Ons past", aldus de heer Minderhoud, „dank bare erkentelijkheid voor het feit dat de organisatie gedurende zo vele jaren van uw diensten gebruik heeft mogen maken. Spr. herinnerde er aan, dat op deze dag door de heer Visser in zijn betrekking tot de Cen trale Bank een mijlpaal wordt bereikt. „Het werk in en voor de organisatie heeft een zo belangrijk deel van uw leven gevuld, dat het moeilijk is om er van te scheiden; maar het zal toch moeten gebeuren." De heer Minderhoud achtte het een lichtpunt, dat de heer Visser ook na zijn afscheid de Cen trale Bank nog zal blijven dienen, zij het ook in los verband. De banden worden niet alle zonder meer doorgesneden en spr. verklaarde zich hierover zeer te verheugen. Zowel bij het 40-jarig jubileum van de heer Visser als ook in de laatstgehouden algemene vergadering heeft de heer Minderhoud ge tracht de kwaliteiten en capaciteiten van de heer Visser te schetsen; spr. verklaarde thans niet in herhaling te zullen treden. „U krijgt nu", zo zeide de heer Minderhoud, „de beschikking over iets, wat U nog nooit heeft gehad, nl. vrije tijd". Namens bestuur en raad van toezicht van de Centrale Bank bood spr. daarop de scheidende functionaris een televisietoestel aan. De heer Minderhoud hoopte dat wanneer de heer en mevrouw Visser dit toestel zouden zien en beluisteren, de ge dachten dan nog eens zouden mogen gaan in de richting van de Centrale Bank. Gaarne gaf spr. de verzekering dat er dank baarheid zal blijven voor de heer Visser's per soon en diensten. l ot slot wenste de heer Minderhoud de heer Visser in de herfsttijd van zijn leven nog goede jaren toe tezamen met zijn gezin en familie. De tweede spreker was de burgemeester van Utrecht, jhr. mr. De Ranitz. Deze verklaarde namens het gemeentebestuur gaarne hulde te willen brengen aan een verdienstelijk Utrechts burger, die gedurende meer dan 40 jaren zijn werkzaamheden voor de Centrale Bank heeft verricht. Spr. verklaarde dat het gemeentebestuur het in 1898 genomen besluit om de Centrale Bank in Utrecht te vestigen, nog steeds van harte waardeert. Juist ook door deze vestiging van dit belangrijke en zegenrijke instituut wordt de betekenis van Utrecht als agrarisch centrum nog eens duidelijk onderstreept. Deze oprichting was alzo een zeer goede daad, die verricht werd in de geest van Friedrich Wilhelm Raiffeisen, de Duitse plattelandsbur gemeester, die het eerst het grote belang van de boerenleenbanken voor de plattelandsbe volking heeft ingezien en in daden heeft om gezet. Spr. noemde het wonderbaarlijk hier 386

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1955 | | pagina 6