seren wat het betekent, dat bijna 225.000 Neder
landers zich na de tweede wereldoorlog in de
nieuwe landen gevestigd hebben. Meer dan
100.000 in Canada; meer dan 50.000 in Aus
tralië; bijna 20.000 in Zuid-Afrika en in de
Verenigde Staten van Amerika; bijna 15.000
in Nieuw Zeeland.
Deze tienduizenden deden aan een veelvoud
van hun aantal de naam van Nederland leren
kennen, hetgeen onze relaties in die landen
in evenredigheid deed toenemen. Het is van
niet te onderschatten betekenis, dat zij, die de
grote stap waagden, onze naam in de wereld
verbreiden.
Wij denken soms wel dat ieder beschaafd mens
op deze aarde behoort te weten wat Nederland
is. Maar zo is het niet luisteraars. Men gaat
dit pas goed beseffen wanneer men langer in
andere landen vertoeft. Vandaar dat het zo
belangrijk is, dat onze Nederlanders in de
immigratielanden er zich steeds van bewust
zijn dat zij de naam van Nederland verder dra
gen. Bewust zijn van hun Nederlandse af
stamming behoeft geenzins een beletsel te zijn
voor het ingroeien in de nieuwe samenleving.
Integendeel. Het is een goede eigenschap van
de nieuwe volken dat zij openstaan voor dat
gene dat hen verrijken kan. In het begin van
de na-oorlogse emigratie werd te veel de na
druk gelegd op het belang van een zo spoedig
en zoveel mogelijk opgaan in de nieuwe sa
menleving, op het zo snel mogelijk onherken
baar worden van de Nederlandse afstamming.
Men was van mening, dat dit vermogen tot
assimilatie, als één van de belangrijke oor
zaken van het succes van de Nederlandse
emigranten kon worden aangemerkt. Op grond
van de ervaringen in de immigratielanden xs
men van deze gedachte meer en meer terug
gekomen. Vandaar dat men tegenwoordig
liever spreekt van integratie dan van assimi
latie. Men heeft ingezien dat ingroeiing in de
nieuwe samenleving, met behoud van de goede
Nederlandse eigenschappen, een groter succes
teweeg brengt dan het kleurloos verdwijnen
in het nieuwe land.
De bevolking van de immigratielanden is
immers zelf trots op haar afstamming. De
met het oorspronkelijke geboorteland ge
voelde band is veelal nog zeer sterk. Het
ontmoet weinig waardering indien men zijn
geboorteland in dat opzicht verloochent.
Daarom ook is het van belang, dat de emi
grant zoveel mogelijk goede herinneringen
aan het oude vaderland kan meenemen en
dat hij, wanneer hij in het nieuwe land
woonachtig is, kan vertellen van de dingen
waarop hij trots kan zijn.
Wat die goede herinnering betreft, het is ge
lukkig dat de tijd voorbij is, dat een deel van
onze emigranten geheel berooid in het nieuwe
vaderland moest aankomen. Het afstappen van
het oude systeem van de vrijwel totale inbreng
van geld en goed voor de betaling van de
emigratiekosten is in dit verband een winst
punt. Tekenen van grote welvaart komen im
mers het aanzien van de emigrant bij zijn aan
loop in het nieuwe vaderland ten goede. In
zijn geheel gezien plaatst deze maatregel onze
emigratie op een beter niveau.
Goede herinneringen aan het vaderland wer
ken in het belang van Nederland. Voor ons
allen moet gelden, dat wij het vertrek van
onze emigranten niet moeilijker moeten maken
dan het reeds is. Het is te betreuren dat er nog
steeds mensen zijn die uit het vertrek van de
emigrant financieel voordeel trachten te put
ten. Ik denk hierbij aan de overname van
zaken, woningen of huisboedel.
In alle gevallen, waar de emigrant met een
gevoel van verbittering ons land verlaat, wordt
onze toekomstige kracht schade berokkend.
Gelukkig staan tegenover deze slechte, meer
goede voorbeelden. De talrijken, die met raad
en daad in de moeilijke periode vóór het vertrek
de emigrant terzijde staan. En vooral ook de
genen, die ook aan onze landgenoten blijven
denken, als zij in het nieuwe land woonachtig
zijn. Wat dit laatste betreft stemt het tot
vreugde, dat in de laatste tijd meer particuliere
initiatieven tot het onderhouden van de ban
den met onze geëmigreerde Nederlanders tot
ontwikkeling zijn gekomen. Het is te hopen
dat deze goede voorbeelden ruime navolging
zullen vinden.
Bestuur en raad van toezicht der Coöp. Boeren
leenbank te Ommen geven met leedwezen kennis
van het overlijden van de heer
F. VOSJAN,
in de ouderdom van bijna 74 jaar.
Hij heeft de bank meer dan 37 jaren gediend,
waarvan 25 jaren als kassier, het laatst 'als wnd.
kassier.
De bank verliest in hem een zeer bekwame kracht,
een beminnelijke persoon, bekend om zijn trouw
en hulpvaardigheid, ook buiten zijn werkkring aan
de bank. Hij heeft gewerkt zolang het dag was
en wilde van geen rust weten.
Dankbaar voor alles wat de bank in de overledene
mocht ontvangen, zal zijn persoon en werk niet
vergeten worden.
Ommen, 30 Augustus 1955.
410