waarden willen aanpassen. Zij kijken daartoe
naar de beurskoersen en baseren zich dan op
het daaruit afleidbare rendementsniveau. Uit
het voorgaande volgt in elk geval, dat de al
gemene rentestand niet uitsluitend samenhangt
met de verhouding tussen vraag naar en aan
bod van leenkapitaal, maar mede van het ver
trouwen in het geld.
Op zichzelf laat de beoordeling van de gulden,
naar dient te worden vooropgesteld, hoege
naamd geen ruimte voor enige twijfel of wan
trouwen. Wij hebben juist in de twee vorige
nummers van de Raiffeisen-Bode de zgn. ver
harding van de gulden in het raam van de
Europese Betalings-Unie besproken, terwijl wij
verder slechts hebben te wijzen op de nog steeds
gunstige stand van de betalingsbalans, die ook
voor 1955 een, zij het kleiner geworden, over
schot voor het lopende betalingsverkeer belooft
op te leveren.
Invloed van Engeland.
Dat de beleggingsmarkt intussen toch met een
ietwat grotere terughoudendheid en omzichtig
heid wordt benaderd, vindt zijn oorzaak in de
moeilijkheden, welke Engeland ondervindt, om
zijn betalingsbalans in evenwicht te brengen.
De positie van het pond sterling is gedurende
de laatste maanden verzwakt en het moet op
zijn minst een punt van onzekerheid worden
genoemd, of men er in zal slagen, het mone
taire en economische evenwicht te herstellen,
zonder dat daartoe de weg van de minste
weerstand, dat wil dus zeggen, devaluatie, zal
moeten worden ingeslagen. En als het pond
zou vallen, kan men nooit voorspellen, wat er
met de andere West-Europese valuta zou kun
nen gebeuren. Dit is dan ook één factor, die
voor het ogenblik het vertrouwen in guldens
leningen iets heeft aangetast.
Discontoverhogingen.
Maar ook van de kant van de ontwikkeling van
de rentestand treden er buiten onze grenzen
verschijnselen aan de dag, die de terughou
dendheid ten aanzien van de obligatiemarkt
in de hand werken. Wij hebben hier het oog
op de discontoverhogingen, waartoe ongeveer
een maand geleden West-Duitsland, België,
de Ver. Staten van Amerika en Canada zijn
overgegaan. De toegenomen credietvraag heeft
daar een lichte rentestijging in de hand ge
werkt, terwijl daarnaast bezorgdheid bij de
overheid voor een te sterke uitbreiding van het
credietvolume aanleiding voor een verhoging
402
van de officiële rentetarieven in de genoemde
landen is geweest. Maar veel meer is deze
maatregel men zie ook „Door de Financiële
Doolhof" als waarschuwing bedoeld ge
weest, om een overspanning van de conjunc
tuur van de zijde van het credietwezen uit te
voorkomen. Ook in ons land is de credietver-
lening toegenomen, maar de verhoudingen zijn
hier zeer gunstig gebleven, terwijl De Neder-
landsche Bank in de verplichting voor het
bankwezen tot het aanhouden van in doorsnee
10 van de toevertrouwde middelen als bij
zondere dekking, welk percentage eventueel
nog tot 15 °/o zou kunnen worden verhoogd,
een extra wapen bezit om desgewenst, zo zulks
door haar nodig zou worden geacht, een gro
tere beperking van de credietverstrekking te
bewerkstelligen.
Overschot op betalingsbalans.
In elk geval bestaat de noodzaak voor een ver
hoging van het officiële disconto der Neder-
landsche Bank, dat thans 2'A bedraagt, niet,
zolang er niet alleen voor het lopende handels-
en betalingsverkeer met het buitenland, maar
bovendien ook nog in het kapitaalverkeer een
belangrijk overschot door Nederland wordt ver
kregen. Dit laatste spruit rechtstreeks voort uit
de telkens weder terugkerende en aanzienlijke
buitenlandse aankopen van Nederlandse effec
ten, die een voortdurende kapitaalstroom van
het buitenland en inzonderheid van de Ver.
Staten naar de Nederlandse kapitaalmarkt in
stand houden.
Overigens moge er aan worden herinnerd, dat
het aanbod van kapitaal in ons land vooral
sedert de tweede wereldoorlog de vraag naar
leenkapitaal aanzienlijk overtreft. Het totale
aanbod van kapitaal bedroeg in 1954 ongeveer
twee milliard gulden of bijna 600 millioen
meer dan in 1953, met inbegrip van de invoer
van buitenlands risicodragend kapitaal.
Financiering van de schatkist.
Van zeer grote invloed op de rentestand hier
te lande resp. op het koersverloop van de
Staatsfondsen blijft voor en na de financie-
ringspolitiek van de schatkist. Er zijn verschil
lende aanwijzingen, dat de overheid er naar
streeft, de kapitaalmarkt zoveel mogelijk te
ontzien. Vooral blijkt dit wel uit de nu reeds
enkele malen in korte tijd hervatte en weer ge
staakte afgifte van schatkistpapier. Zo werd op
18 April de gelegenheid tot verkrijging van
zulk kort lopend beleggingsmateriaal open ge-