productie-apparaat reeds volledig in beslag
wordt genomen en het arbeidersreservoir is uit
geput. Credietverstrekking staat namelijk in
eerste instantie gelijk met geldschepping. En
wanneer de geldhoeveelheid toeneemt, zonder
dat de voortbrenging van verbruiksgoederen
daarmede gelijke tred houdt, wordt het econo-
misch-monetair evenwicht verbroken. Er treedt
dan een prijsstijging in, de koopkracht van het
geld daalt, de arbeiders willen meer loon,
nieuwe prijs- en nieuwe loonsverhogingen vol
gen, steeds meer credieten worden verstrekt,
tot het ogenblik voor een ommekeer aanbreekt.
Alsdan worden credieten opgezegd, prijzen val
len, bang geworden houders van goederen gaan
tot snelle liquidatie van voorraden over, er ont
staat een kettingreactie van de prijzen, nu niet
naar boven, maar naar beneden gericht en een
economische crisis staat voor de deur.
Disconto als conjunctuurwapen.
Ziedaar nog eens het spookbeeld, dat vele eco-
mische leiders en regeringspersonen thans ver
ontrust en hen naar het discontowapen doet
grijpen. De verhoging van het rentepeil vindt
dan dus plaats om het verstrekken van uit eco
nomisch oogpunt ongewenste credieten tegen te
gaan. Enerzijds is die maatregel dus gericht
tegen de gevreesde loon- en prijsspiraal, ander
zijds op het voorkomen van een prijsinstorting
tegen de tijd, dat het vertrouwen in de con
junctuur gaat ontbreken. Want des te minder
credieten er dan zullen lopen, des te geringer
ook zullen de liquidaties zijn tengevolge van
credietopzeggingen. Zou een ieder te allen tijde
met eigen geld financieren, dan zou een door
het bankwezen afgedwongen liquidatie van
voorraden niet kunnen voorkomen.
genoegen aldus, maar uitsluitend uit bittere
noodzaak, omdat zij onder alle omstandigheden
bedacht moeten zijn op hun liquiditeit en hun
solvabiliteit. Deze laatste zou in het gedrang
kunnen komen bij een sterke prijsdaling, omdat
tegenover de verstrekte credieten dan niet vol
doende waarde als dekking zou staan. Bank-
crediet wordt weliswaar op korte termijn ver
strekt. maar bij illiquiditeit van het bedrijfs
leven kan het, indien de banken niet op hun
tellen passen, ongewild in lang crediet ontaar
den. Vandaar de opzeggingsdrang, indien zich
spanningen van het aangegeven karakter voor
doen. Het is daarbij om het even, of de banken
als onderpand tegenover hun credieten goede
ren of vorderingen op personen (leveringsdebi-
396
teuren) hebben aanvaard. Zijn het vorderingen
op debiteuren, dan zullen die bij een verstoring
van het economische en prijzenevenwicht moei
1 ijker incasseerbaar worden, omdat de prijzen
van de goederen, waarin die debiteuren han
delen, dalen.
Ongunstige betalingbalans.
Een tweede aanleiding voor discontoverhoging
kan zijn een ongunstige betalingsbalans. Enge
land is op het ogenblik het enige land, dat in
dat opzicht een ernstige crisis doormaakt. In
het voorjaar werd het officiële disconto daar
in twee étappes tot 4 Va verhoogd, maar zulks
heeft het tekort op de betalingsbalans tot dus
verre niet in een overschot kunnen doen ver
keren. Men aarzelt om het rentetarief nog meer
te verhogen en heeft daarom thans maar zijn
toevlucht genomen tot een credietbeperking
door de banken, die er op gericht is, het in
totaal uitstaande credietbedrag met 10 te
beperken. De renteverhoging in Engeland is
geschied, om de afvloeiing van goud en devie
zen tot staan te brengen en ook met de crediet
beperking wordt een dergelijk resultaat nage
streefd. Tot dusverre moeten echter van maand
op maand nog- belangrijke bedragen aan devie
zen door de Bank van Engeland aan het buiten
land worden afgestaan.
De andere belangrijke landen, zoals West-
Duits] and en de Ver. Staten, hebben echter
een overschot op hun betalingsbalans en zijn,
ondanks de aanwas van hun deviezenvoorraad,
tot renteverhoging overgegaan uit vrees voor
een overspanning van de conjunctuur, die bij
een te lage rentestand gemakkelijker kan voor
komen, omdat de credietverstrekking resp. cre-
dietschepping de expansie in de vorm van
nieuwe investeringen in productiemiddelen en
fabrieken verder kan doen gaan, dan econo
misch gerechtvaardigd is. Er ontstaat dan een
naar verhouding tot de koopkrachtige vraag te
groot productie-apparaat en, zoals reeds uit
eengezet. zal een crisis dan vroeg of laat moeten
komen.
In Nederland geen inflatie.
Ons land heeft een gunstige betalingsbalans en
evenmin inflatie. De koopkracht van het geld
is hier in de laatste jaren niet gedaald, wel ver
geleken met vóór de oorlog sterk verminderd.
Maar het gaat thans om de ontwikkeling sedert
1950, dus na de devaluatie van de gulden en
andere valuta's. Stelt men de index van de
kosten van levensonderhoud voor 1950 op 100,
Overigens handelen de banken niet voor louter