doen voleinden en voor de zegeningen, die ik mocht ontvangen. Dank ben ik inzonderheid verschuldigd aan de talrijke vertegenwooidigers van aangesloten banken, voor hun sympathieke aanwezigheid bij het afscheid en voor de hartelijke handdruk en vriendelijke, persoonlijke woorden daarbij gesproken. Zeer erkentelijk ben ik tenslotte de commissie, die bij monde van de heer Joh. de Veer de waarderende afscheidsgroet kwam brengen en mij als blijk van sympathie de enveloppe overhandigde, waarin de bijdragen verzameld waren van vele aangesloten banken. Voorlopig heb ik dit bedrag beschouwd als „bewegings- tonds". Het behoeft geen betoog, dat ik voor deze vriendelijke geste van de banken, in ver band met bet verbod van de dokter om enige afstand van betekenis te voet te gaan, ten hoogste dankbaar ben. De taak, die me was opgedragen, heb ik steeds met het grootste genoegen vervuld, gesterkt door het vertrouwen en de steun van het be stuur en de raad van toezicht van de Centrale Bank; gesteund door de medewerking en sympathie van bestuurders en kassiers van de aangesloten banken, alsmede door de zekerheid te kunnen bouwen op collega's-directeuren en alle medewerkers. Het was mijn lust en mijn leven en het was me een bijzonder voorrecht te mogen werken in een organisatie, waarin zo n bijzonder goede geest van samenwerking en vertrouwen heerst. In de jaren, dat ik bij de Centrale Bank werk zaam was, mocht ik haar balanscijfers zowel als die van de boerenleenbanken zien uitdijen tot het honderdvoudige en straks zal ook een nieuw gebouw verrijzen, dat de honderdvou dige inhoud heeft van het kantoor, waar ik voor het eerst mijn intrede deed. Voorwaar een ontwikkeling tot een hoogte, die tot verheuge nis en dankbaarheid stemt, maar waardoor hoge eisen gesteld worden aan de functionarissen. In de algemene vergadering van Mei 1954 heb ik o.a. gezegd: „Trots kunnen de boerenleenbanken zijn Op het algemene vertrouwen, dat ze allerwege ge nieten. Noblesse oblige: adeldom verplicht. Het vertrouwen moeten ze waardig blijven. Dat kan, als er voor gezorgd wordt, dat het Raiffeisen-systeem met zijn beproefde grond beginselen op de juiste wijze in de praktijk blijft toegepast. Dat is mogelijk als er steeds toevoer komt van vers bloed door de intrede in de bestuurs colleges van jonge, goed onderlegde boeren en tuinders, die bereid zijn de taak van hun voorgangers over te nemen, bezield met het voornemen om, evenals zij, met voorzichtigheid en voortvarendheid, in het volle besef van hun verantwoordelijkheid tegenover leden en spaar ders, de belangen van het coöperatief land- bouwcrediet te behartigen." Niet in de eerste plaats hangt het af van de leiding en de werkers van de Centrale Bank of de aangesloten banken en de gehele organisatie gezond en sterk blijven, maar in hoofdzaak en bovenal van de leiding en de werkers van de aangesloten banken zelf. Daarom moge ik zoals ik reeds op de af scheidsbijeenkomst deed alle huidige en toe komstige werkers in onze organisatie, bestuurs leden, leden van de raad van toezicht en kas siers met de personeelsleden van de banken, toewensen, dat het hun inderdaad gegeven moge zijn voortvarendheid te paren aan wijze voorzichtigheid, zodat de banken de krachtige positie, welke ze in de loop der jaren veroverd hebben, niet slechts zullen kunnen handhaven, maar nog verder kunnen versterken. Naast haar opdracht om te zijn veilige, spaar- en de- positobanken mogen ze vooral door een doel matige en vruchtdragende credietverlening blijven medewerken tot verhoging van de wel vaart op het platteland. Utrecht, September 1955. 391

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1955 | | pagina 11