omentopnamen
drag nog bijna 200 millioen hoger is, hetgeen
dus betekent dat credietnemers nog het recht
verleend is om over bijna 200 millioen meer
te beschikken.
Een beeld van de ontwikkeling van de crediet-
en voorschotverlening bij de banken, aangeslo
ten bij de Centrale Bank te Utrecht, geeft on
derstaand overzicht:
Credieten
Voorschotten
Jaar
Aantal
Bedrag
Aantal
Bedrag
1952
5310
53,1 m/n
12.258
71,6 m/n
1953
6060
60,9 m/n
14.534
85,0 m/n
1954
6940
73,5 m/n
16.820
103,3 m/n
le halfjaar
68,3 m/n
1955
4139
41,1 m/n
10.285
22.449
228,6 m/n
53.897
328,2 m/n
In een periode van 31/a jaar werd dus in de
behoeften van ruim 76.000 personen (zowel
natuurlijke- als rechtspersonen) aan crediet
voorzien, d.i. gemiddeld ruim 100 per boeren
leenbank.
De stelling, dat de boerenleenbanken als cre
diet- en voorschotinstelling nog slechts geringe
betekenis hebben, gaat derhalve niet op, zodat
de heer Vondeling ons niet euvel zal duiden
dat wij de goedbedoelde raad tot naamswijzi
ging niet zullen opvolgen.
maar wij hebben ons voorgenomen de moeilijke
kwestie van de loonvorming niet aan te snijden.
Niet meer hierover dus.
Dc industrialisatie.
Ook minister Zijlstra heeft dezer dagen over
het tekort aan arbeiders gesproken (te Wolvega
op 13 Juli j.1.) Indien iemand een jaar of acht
geleden zou hebben voorspeld, dat dit ver
schijnsel zou optreden, zouden er maar weini
gen geweest zijn, die aan zulk een voorspelling
geloof gehecht zouden hebben.
De vraag rijst nu, aldus de minister van Econo
mische Zaken: welk beleid moeten wij in de
huidige situatie volgen? In de eerste plaats
moeten we er niet op rekenen, dat alles in de
toekomst zo vlot zal lopen als op het ogenblik
het geval is en dat het spook van de werkloos
heid zich nooit meer zal laten zien. In dit ver
band zei de minister, dat sommigen er de re
gering een verwijt van maken, dat zij ook nu
nog een actieve emigratiepolitiek voert. Dit
verwijt is niet juist. Wat de regering niet al
leen op het terrein van de emigratie, maar ook
ten aanzien van de industrialisatie heeft ge
daan, moet niet beoordeeld worden aan de hand
van een tijdelijke zeer gunstige situatie, doch
worden bezien in het licht van de problemen,
waarvoor wij op lange termijn staan.
Het karakter van het industrialisatievraagstuk
heeft inderdaad een wijziging ondergaan. De
problemen liggen anders dan negen jaar gele
den toen voor het eerst de industrialisatie in
ernstige beschouwing werd genomen. Toender-
tijd ging het er ons in de eerste plaats om, dat
er geïnvesteerd moest worden om werkgele
genheid te scheppen. Liefst zoveel mogelijk
werkgelegenheid voor het beperkte bedrag aan
investeringen, dat ons, gezien de nationale ar
moede, ter beschikking stond.
Thans is het accent in deze problematiek ver
schoven. Natuurlijk blijft de vergroting van de
werkgelegenheid het belangrijkste doel van de
industrialisatie. Het is echter niet meer zo, dat
wij ons bezorgd moeten afvragen of de inves
teringen wel daar zullen komen, waar het on
middellijke werkgelegenheidseffect het grootst
is.
Er zijn thans andere kwesties op de voorgrond
gekomen. Als de voornaamste daarvan zie ik,
aldus de minister, de problemen, die voort
vloeien uit een belangrijke groei van de indu
striële productie, die thans over de gehele we
reld plaats vindt en die in de hand gewerkt
wordt door de omstandigheid, dat veel tradi-
357