^YJ^laandelijks Indien er sprake is van bijzondere omstandig heden, dan is het wel zeer voorbarig om het advies op te volgen en tot naamswijziging over te gaan. De heer Vondeling zal het waarschijnlijk met ons eens zijn, dat de crediet- en voorschotver lening niet kan worden uitgebreid tot het be drag der toevertrouwde gelden. Een zekere marge is noodzakelijk om ten allen tijde aan mogelijke opvragingen van spaargelden te kun nen voldoen. De Nederlandsche Bank heeft voor de handhaving van voldoende liquiditeit zekere richtlijnen gegeven. We kunnen vaststellen, dat de liquiditeit in onze organisatie méér dan voldoende is, zodat er nog voor enkele honderden millioenen cre- dietruimte is zonder dat ze in het gedrang komt. Volgens de meest recente gegevens, nl. per 30 Juni 1955, is aan spaargelden ingelegd een bedrag van 1390 millioen, terwijl in de vorm van voorschotten en credieten in eigen kring is uitgezet 645 millioen, waaruit 1)1 ijkt, dat nog niet de helft van de spaargelden in deze vorm is uitgeleend. De hantering van deze cijfers bij critische be schouwingen over de betekenis van de boeren leenbanken heeft echter het bezwaar, dat men dan uitgaat van een beeld op een bepaald mo ment, waaruit de totale activiteit op dit gebied geenszins blijkt. Hiertoe zijn nadere gegevens nodig betreffen de de verstrekkingen en aflossingen. Welnu, in de periode van 1 Januari 1947 tot 30 Juni 1955 is aan voorschotten verstrekt 620 millioen en afgelost 267 millioen, waardoor de voor schotten van 60 millioen per 1 Januari 1946 zijn gestegen tot 413 millioen per 30 Juni 1955. De credietverlening in rekening-courant steeg in dezelfde periode van 75 millioen tot 231 millioen, waarbij in aanmerking dient te wor den genomen, dat het toegestane credietbe- Kostcn en opbrengsten. Op een vergadering te Assen heeft kortgeleden minister Mansholt de toestand in de landbouw besproken. Als gevolg van verschillende fac toren, die we niet in de hand hebben, aldus de minister, zijn we in een periode van kente ring gekomen. Vooral de kostenstijging geeft te denken. Als we het kosten- en prijzenpeil van 1949 op 100 stellen, dan zien we, dat mo menteel het kostenindexcijfer 133 bedraagt, een stijging in 5 jaar met 33°/o! Bezien we daarnaast het indexcijfer van de prijzen der agrarische producten, dan blijkt, dat het gelijk is aan het cijfer voor 1949. De moeilijke situatie in de landbouw is dus meer het gevolg van de kos tenstijging dan van een daling van de prijzen. Sprekende over de verschillende kostenfacto ren zei de minister, dat in de huidige situatie een verhoging van de lonen in de landbouw niet gewenst is. Hogere lonen betekenen welis waar meer koopkracht, maar voor een export land brengen ze gevaren met zich mede. Als de industrie echter met verhoging der lonen ver der gaat, dan wordt de landbouw daarin mee gezogen. De lonen in deze sectoren kunnen niet te ver uiteenlopen. In de landbouw ligt boven dien de situatie zó, dat er praktisch geen ar beidsreserve meer is. Spr. waarschuwde tegen een vrije loonvorming. Bepaalde bedrijlstakken, die niet profiteren van de hoogconjuctuur, kun- 356 nen erdoor in grote moeilijkheden raken. De minister heeft hier zijn mening gegeven over een brandende kwestie. Zonder ons in het gesprek omtrent het voor en tegen van een vrije loonvorming te mengen, kunnen we stel len, dat de spanningen op de arbeidsmarkt zeer groot zijn en dat de voorziening van de landbouw met voldoende werkkrachten een steeds nijpender vraagstuk wordt. (Het is te kenend, dat wij van boerenleenbanken het ver zoek krijgen het uur van besprekingen in Utrecht zó te stellen, dat de bestuursleden om 4 uur weer thuis kunnen zijn om te melken!) Tot voor enkele jaren kon men zeggen, dat onze economische politiek ervan diende uit te gaan, dat Nederland een overvloed van arbeidskrach ten ter beschikking had, doch dat het daaren tegen arm was aan kapitaal. Thans is het om gekeerde het geval. We weten alleen niet of de huidige toestand, die het gevolg is van gro te industriële activiteit, zal aanhouden. Intus sen is het nodig geworden de overspannen bouwactiviteit aan banden te leggen. Of nu het ogenblik gekomen is om de concurrentie in de lonen vrij spel te laten is wel de vraag,

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1955 | | pagina 8