Nederlandsche Bank nog niet meegerekend. De centrale bank is immers op het moment, dat de agent van het ministerie van Financiën de afgifte van schatkistpapier staakte, weer tot verkoop van promessen overgegaan, het geen tot resultaat heeft gehad, dat haar bezit aan promessen (biljetten, dus papier met een langere looptijd dan één jaar, heeft de centra le bank niet in portefeuille) met 173 millioen is ingekrompen. Deze 173 millioen zijn uiter aard in de vrije circulatie gekomen, d.w.z. in handen van banken en andere instellingen, die over grote bedragen kortlopende gelden, waar voor zij kortlopende beleggingen wensen, be schikken. Toch is zoals hierboven reeds vastge steld, de vrije circulatie aan schatkistpapier met slechts 21 millioen gestegen. Het ver schil, dus 152 millioen, moet derhalve door de schatkist zijn afgelost. Tezamen met de be taling aan de gemeenten maakt dit dus reeds rond 370 millioen uit. Belastingaanslagen vertraagd. De hervatting van de afgifte van schatkistpa pier zal dus weer nieuwe middelen in het laad- je van de schatkist moeten brengen. Het is in tussen duidelijk, dat de normale inkomsten van de schatkist teleurstellend moeten zijn geweest en dat het daaraan te wijten is, dat de genoem de geldonttrekkingen niet op andere wijze wer den gecompenseerd. Ook hiervoor is gemak kelijk een verklaring te geven. Men weet, hoe groot het geharrewar is geweest betreffende de herziening van de inkomsten- en loonbelasting, gekoppeld aan de herziening der huren. De regeringscrisis, die daaruit is voortgevloeid, heeft tot een niet te voorziene wijziging van de oorspronkelijke plannen geleid, waarbij de datum van ingang voor het nieuwe belasting tarief van 1 Juli tot 1 September werd opge schort. Als gevolg hiervan moesten de oor spronkelijke voorlopige aanslagen voor inkom stenbelasting 1955, die reeds ten dele gereed lagen, aangehouden en herzien worden, het geen ongetwijfeld een streep door de rekening van de schatkist heeft gehaald. De betalingen zullen dus ook met vertraging binnenkomen. Een nieuwe Staatslening Dit alles doet nu opnieuw de vraag rijzen, of het Rijk binnen afzienbare tijd misschien toch niet weer een beroep op de kapitaalmarkt zal doen. De kans hierop lijkt onder de gegeven omstandigheden in elk geval toegenomen, 364 waarbij wij nog eens in herinnering brengen, dat ruim een maand geleden een nieuwe Le- ningwet (1955) aan het Parlement werd voor gelegd voor een bedrag van anderhalf milliard, terwijl bovendien nog een kleine honderd mil lioen op grond van de vorige Leningwet mag worden geëmitteerd. Het Rijk heeft zich dus tijdig voldoende armslag verschaft. Er is thans nog een reden, om de mogelijkheid van een nieuwe Staatslening hoger aan te slaan, n.1. het feit, dat het buitenland in de laatste maanden weer grote aandeelaankopen op de Amsterdamse beurs heeft verricht. Dientenge volge zijn ongetwijfeld aanzienlijke bedragen aan dollars naar ons land gevloeid. In de jong ste deviezennota, door de regering gepubli- seerd, is nog eens de politiek van de Staat on derstreept, om de dollaropbrengsten van ef fectenverkopen naar het buitenland aan te wen den tot versterkte aflossing van vroeger door de Staat opgenomen dollarleningen. Zoals men weet is eerder in dit jaar reeds omtrent 200 millioen voor dit doel gebruikt en was dit e- drag begrepen in de Staatslening 1955, die in het begin van dit jaar is uitgegeven. Zulk een politiek heeft een tweeledig effect: naar buiten wordt de positie van de gulden erdoor versterkt, zowel wat betreft het crediet- prestige van Nederland tegenover het bui tenland als door de daling van de ren telasten, die een vermindering van de bui tenlandse Staatsschuld met zich brengt; naar binnen door het afromen van de middelen, die door bedoelde buitenlandse aankopen naar de kapitaalmarkt zijn gevloeid. Samenhang met aandelenmarkt. De sterke koersstijging, die vooral in de laatste tijd op de Amsterdamse aandelenmarkt weer voortgang heeft gemaakt, stelt intussen in het licht, dat degenen, die obligaties kopen, veelal niet dezelfden zijn, die voor aandelen belang stelling aan de dag leggen. Of, om het wat technischer uit te drukken: verkoop van aan delen naar het buitenland maakt middelen voor herbelegging vrij in de risico dragende sector (de aandelenmarkt), een beroep van de Staat op de kapitaalmarkt betreft daarentegen de risico mijdende afdeling van de kapitaal markt (d.i. dus de obligatiemarkt). Toch kan bedoelde afroming van belang zijn, nu men bij de grote beleggende instellingen en vooral sommige grote pensioenfondsen (beste voor beeld is het Alg. Mijnwerkersfonds) een nei-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1955 | | pagina 16