monetair evenwicht verkeert, deel van die ke ten uitmaakt, dan moet een algemeen herstel van de convertibiliteit nog een hachelijke on derneming heten. Daarom geloven wij nog niet een, twee, drie in zulk een herstel op korte termijn. Nieuwe monetaire overeenkomst. De monetaire deskundigen, die de bij het West- Europese betalingssysteem aangesloten landen vertegenwoordigen, hebben de spelregels, die voor de overgang naar de convertibiliteit zullen gelden, samengevat in een nieuwe Europese Monetaire Overeenkomst, die onder deze naam, dus afgekort de E.M.O., de E.B.U. zal ver vangen. Een van de daarin opgenomen bepa lingen opent de mogelijkheid, dat een aantal landen tot convertibiliteit overgaat, indien deze meer dan 50°/o van het totale onderlinge han dels- en betalingsverkeer bestrijken. Maar het moet toch ernstig worden betwijfeld, of zulke landen stel België, Nederland en West- Duitsland de sprong naar vrije inwissel baarheid zouden wagen, indien Engeland niet mee zou doen. Zij zouden dan wel onderling convertibel kunnen worden, maar het pond van die convertibiliteit moeten uitsluiten. Con vertibiliteit betekent immers, dat buitenlandse bezitters van guldensrekeningen in Nederland deze te allen tijde in harde valuta zouden mo gen omzetten. Zou daarbij ook het alsdan nog niet vrij inwisselbare pond betrokken worden, dan zouden vele houders van ponden tot om zetting in guldens resp. dollars overgaan, waar mede die convertibiliteit reeds dadelijk ten dode zou zijn opgeschreven. Want onze deviezen reserves zouden dan spoedig zijn uitgeput. Waarmede wij maar willen aantonen, dat het er nog niet op lijkt, dat West-Europa aan vrije convertibiliteit toe is. Aan de andere kant is het denkbaar, dat indien slechts een beperkte groep landen tot onder linge inwisselbaarheid zou overgaan naar deze toestand schijnen de genoemde drie lan den vanzelf reeds toe te groeien andere landen hierdoor zouden worden genoopt, op drastische wijze orde op de monetaire zaken te stellen, teneinde het nieuwe spel mee te kunnen spelen. Eventueel zou zulks dus kunnen uit lopen op devaluatie in de in monetair opzicht zwakste landen. Ruimere wisselkoersmarges. Wij merkten reeds op, dat de wens van Engel se zijde uitgesproken met betrekking tot het 367 toelaten van fluctuerende wisselkoersen voor bijgaand tot grote verkoopsdruk tegen het pond heeft geleid wegens vrees voor een op handen zijnde devaluatie in Engeland. Inmid dels blijkt uit de nieuwe Europese Monetaire Overeenkomst, dat de fluctuaties slechts zeer gering zullen kunnen zijn. Tot dusverre werd een afwijking van 1% van de wisselkoers (in feite de prijs van de buitenlandse betaalmid delen) toegestaan voor aan- en verkoop en de gedachte is nu, dat die marge desgewenst, dus in het geval van Engeland, 3% zal mogen worden. Ook dat is dus in wezen nog stabi liteit. Hierdoor verkrijgen de centrale banken echter grotere bewegingsvrijheid, indien in grijpen op de wisselmarkt, waar de valuta's worden verhandeld, wenselijk wordt geacht. Elk land mag zelf bepalen, of het een vaste wisselkoers wenst, dan wel een, die binnen de zo juist aangegeven grenzen mag fluctueren. Bovendien moet telkens aan het begin van een maand, wanneer de nieuwe maandelijkse af rekeningsperiode aanvangt, worden medege deeld, welke wisselkoersgrenzen voor de afre kening in die maand zullen gelden. Dit is dus een extra garantie, daar men aldus niet door een plotselinge herziening van de wisselkoers in de vorm van een devaluatie kan worden overvallen. Het devaluatie-risico is op deze wijze voor de met elkander in handels- en be talingsverkeer staande landen vrijwel onder vangen. Een dergelijke extra waarborg zou ook na een volledig herstel van de convertibiliteit ten zeerste bijdragen tot het vertrouwen in el- kaars valuta, ook al is het dan in theorie te allen tijde mogelijk, tot omzetting van de ene valuta in de andere over te gaan. Inschakeling vrije wisselmarkt. Crediteurenlanden hebben steeds recht op af rekening op basis van de voor hen gunstige wisselkoers. Tot goed begrip van deze regel het volgende voorbeeld: Gesteld eens, dat de Bank van Engeland het pond laat schommelen tussen 2.90 en 2.70. Hebben wij dan aan het einde van de maand een vordering op Engeland, dan zullen wij onder de nieuwe mo netaire overeenkomst die vordering zodanig afgerekend kunnen krijgen, dat wij voor elk pond 2.90 ontvangen. Als regel zal de koers op de vrije wisselmarkt voor het pond echter beneden die bovengrens liggen. Daarom is af rekening via de vrije markt aan debiteuren- landen voorbehouden. Het is ook de bedoeling van de monetaire ge-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1955 | | pagina 14