et landbouwer edietwezen Indonesië
achten. Wanneer in de naaste toekomst een
aantal landen, dat meer dan de helft van het
totale handelsverkeer van het E.B.U.-gebied
omvat, een besluit tot herstel van de convertibi
liteit neemt, zullen nieuwe spelregels voor de
onderlinge verrekening tussen die landen van
kracht worden. Deze zouden in de loop van de
maand Juli nader door de monetaire technici
worden uitgewerkt, zodat wij hopen daarop in
een volgende beschouwing nog wat dieper in te
kunnen gaan.
door Peter Diebold, adviseur voor de landbouw bij
het Nationaal Plan Bureau in Indonesië te Djakarta.
Het bijzondere van het bankwezen in Indonesië is, dat men
er een reizende bank kent, die ver afgelegen streken van
crediet kan voorzien,
Inleiding:
De Indonesische hoer, die in een afgelegen
streek woont, komt weinig of nooit buiten zijn
dorp. Toch kan hij gemakkelijk bankcrediet
krijgen. Iets, wat de meeste boeren in het
Nabije en Verre Oosten niet kennen. In zijn
dorp heeft de Indonesische boer een rijstbank,
die hem rijst leent om de nieuwe oogst te halen
en heeft hij een dorps- of dessabank, die hem
aan kortlopende voorschotten helpt. Eens per
maand komt de reizende bank van de Volks
bank of de Rakjat Indonesio Bank (B.I.R.).
Deze geeft hem grotere of langlopende voor
schotten.
De landbouwbanken zijn in Indonesië al lang
geen onbekenden meer. De rijstbank dateert
reeds van het begin dezer eeuw. Een Neder
lands bestuursambtenaar, De Wolff genaamd,
gaf een krachtige stoot tot de oprichting van de
spaar- en rijstbanken.
De spaarbanken vonden hun ontstaan in de
kleine stadjes, niet in de dorpen. Daar waren
de rijstbanken werkzaam. Een jaar of wat
later kwamen de dorpsbanken, die een deel
van de taak van de rijstbanken overnamen. Het
aantal rijstbanken, dat aanvankelijk 250 be
droeg, was in 1913 gestegen tot 12.424, maar in
1926 tot de helft teruggelopen; het bedroeg in
November 1954 nog slechts 3635.
In dezelfde periode, waarin het aantal rijst
banken tot de helft terugliep, werden er 3418
324
nieuwe dorpsbanken geopend. In November
1954 telde men er 4567.
De verantwoordelijkheid voor het landbouw-
crediet in de meer afgelegen streken berust bij
de B.I.R. Zij controleert en leidt de plaatselijke
instellingen de dorpsbanken en de rijstban
ken en voorzover daarin niet op andere wijze
wordt voorzien, de credietcoöperaties, die de
dorpsbevolking kleine credieten geven. Grotere
credieten aan particulieren en organisaties in
het algemeen tot bedragen van minstens 250
rupiah en voor de duur van tenminste twee
maanden worden verstrekt door haar
112 bijkantoren. Van de 500 millioen rupiah.
die de B.I.R. in 1953 fourneerde, ging 21%
naar de landbouw.
Zij, die in of nabij een regentschapshoofdstad
wonen, krijgen hun leningen rechtstreeks van
het bijkantoor. Maar de meeste agrariërs wor
den bediend door reizende banken, die als af
delingen van de bijbanken fungeren.
De gemiddelde reizende bank beschikt over een
kassier, een boekhouder en twee bedienden. De
inventaris bestaat uit een stationcar en een kas
boek. Eéns per maand gaat zij de verschillende
dorpen af. De standplaats van de bank ligt
midden in het dorp. Veelal worden de bank
zaken afgedaan in het huis van de dorpsoudste,
De reizende bank