crediet kon verkrijgen, maar dan de andere helft in goud moest delgen. Die automatische credietverlening heeft als na deel, dat daardoor een prikkel ontbreekt tot herstel van het evenwicht in de betalingsbalans. Zulk een prikkel is daarentegen wel aanwezig, indien geen crediet kan worden verkregen of tekorten grotendeels of geheel in goud moeten worden gedekt. Bedoeld nadeel doet zich in het bijzonder gevoelen, wanneer het gaat om lan den, die met permanente tekorten op de be talingsbalansen hebben te kampen, omdat zij geen orde op de monetaire zaken vermogen te stellen. Die credietverlening wordt bovendien onder het stelsel van de E.B.U. ten dele gefinancierd door de crediteurenlanden, die aldus de debiteuren- landen in staat stellen op een te grote voet te leven. Deze gang van zaken roept inflatoire tendenzen in de crediteurenlanden in het leven, in zoverre, dat goederen (en diensten) worden geleverd, zonder dat daartegenover een recht streekse tegenprestatie wordt verkregen. Het credieteurenland ziet slechts zijn vordering op de E.B.U. toenemen en eerst wanneer de debi- teurenlanden, de landen, die bij de E.B.U. in het krijt staan dus, een crediteurenpositie zouden verkrijgen, zouden de crediteurenlanden hun vorderingen op de E.B.U. zien verminderen. De ervaring van de laatste paar jaren is ge weest, dat tegenover een duidelijke groep crediteurenlanden (waaronder Nederland) een kleinere groep van permanente debiteuren- landen is ontstaan. Die debiteurenlanden zijn dus de landen met de zwakste valuta, die het verst van een toestand van vrije convertibiliteti verwijderd zijn en dus bij een eventueel herstel van de convertibiliteit door de landen met de sterkste valuta nog niet op eigen wieken zullen kunnen drijven. Naarmate meer landen gedurende langere tijd in een gunstiger valuta-positie zijn komen te verkeren, is de neiging tot herstel van de vrije valuta-inwisselbaarheid tussen die landen merkbaar toegenomen. Als resultaat van deze ontwikkeling houdt men zich, als reeds op gemerkt, nu al omtrent twee jaren met dit probleem bezig. Wanneer wij hier praten over herstel van de convertibiliteit, moet men zich echter vooral niet voorstellen een terugkeer zonder meer van de vóóroorlogse valuta-ver- houdingen, waarbij tekorten op de betalings balans door een willekeurig land eenvoudig in goud werden afgedekt en de burgers van een land even gemakklijk hun eigen valuta in buitenlandse betaalmiddelen kon den omwisselen (voor invoer of anderszins) als buitenlanders de valuta van een ander land (bv. van het onze) op elk gewenst ogenblik in vreemde valuta, bv. de dollar of de Zwitserse franc, konden omzetten. Aan een her stel van de vrije valuta-inwisselbaarheid in deze zin zijn de Westeuropese landen nog geenszins toe. Maar wel is een beperkt aantal landen reeds een heel eind in de goede richting gevorderd. Het beste bewijs voor de vorderingen, die West- Europa in monetair opzicht heeft gemaakt, kan men putten uit de herziening van de verhouding der toekomstige credietverlening, waartoe in middels is besloten. Was de verhouding tussen goudbetaling en credietverlening zoals reeds opgemerkt 50 °/o en 50 zodat bij crediet verlening voor een bepaald tekort daar tegenover van dit laatste de helft in goud (of dollars) moest worden vereffend, voortaan zal 75% in goud moeten worden voldaan en slechts voor 25 of één vierde gedeelte crediet kun nen worden verkregen. Wanneer éénmaal weer een toestand zal zijn bereikt, waarin geen cre diet meer door de E.B.U. of welk ander orgaan ook zal worden verleend en alle tekorten op de betalingsbalans volledig in goud of goud- valuta zullen moeten worden vereffend, zal weder de vóór-oorlogse situatie zijn hersteld. De verzwaring, die thans voor het per 1 Augus tus 1955 aanvangende jaar is ingevoerd, wordt als verharding aangeduid, waarmede dus te kennen wordt gegeven, dat de desbetreffende valuta's grotendeels nl. voor drie vierden op goudbasis zullen komen te berusten, althans wat betreft de vereffening der verrekenings- saldi aan het einde van de maand. Deze ver harding kan intussen slechts als een verdere stap op de weg naar convertibiliteit worden be schouwd, welke de overgang naar de vrije in wisselbaarheid zal vergemakkelijken. Hoe deze laatste precies zal kunnen worden verwezenlijkt, heeft zich nog niet uitgekristal liseerd. De ministers, die zich hiermede in de afgelopen maand op de Parijse conferentie van de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking hebben beziggehouden, hebben zich er voorshands nog slechts toe moeten be palen, richtlijnen uit te stippelen voor de weg, die verder ter bereiking van het gemeenschap pelijk doel zal moeten worden gevolgd. Ook omtrent het lijdslij) van invoering der vrije convertibiliteit is nog geen besluit genomen. Dat was ook niet de bedoeling. Het enige, wat men wilde, was de voorbereidingen te treffen, welke de invoering van de convertibiliteit zul len vergemakkelijken op het tijdstip, dat de be trokken regeringen daartoe geschikt zullen 323

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1955 | | pagina 7