nomentopnamen der VN., een bijzonder actieve instelling is, die veel en nuttig werk verzet op het gebied van de technische bijstand aan onderontwikkelde landen en die tevens een centrum is, waar de grote agrarische wereldproblemen besproken worden. Men zal het de F.A.O. niet zwaar mogen aanrekenen, dat zij nog geen oplossing- heeft gevonden voor het z.g. overschotten- vraagstuk. Wel mag men in haar credit schrijven, dat door overleg tot dusverre is voor komen, dat de overschotten de markten ont wricht hebben zoals dat voor de oorlog het geval is geweest. Spreiding van welvaart De rede, die H.M. de Koningin op 18 Juni te Leiden heeft gehouden voor meer dan duizend jonge mensen, leden van organisaties, aangesloten bij de Nederlandse Jeugdgemeen- schap, over ,,De welvaart der wereld als ge meenschappelijke verantwoordelijkheid" sluit bij het bovenstaande aan. Hare Majesteit heeft de dringende noodzaak van eensgezinde inter nationale actie ter bevordering van de welvaart in achtergebleven gebieden in treffende be woordingen bepleit. De vrede en beschaving zijn in groot gevaar zolang twee derden van de 2Va milliard mensen, die er op de aarde wonen, onvoldoende gevoed en gekleed zijn. Het ver schil tussen rijke en arme streken wordt eerder groter dan kleiner. Geen van beide kan voor zijn eigen welzijn ongestraft toestaan, dat de afgrond tussen hen in zich verbreedt. De tech nisch hoog ontwikkelde landen, die nu één derde van de wereldbevolking uitmaken, bren gen volgens de modernste statistische gegevens meer dan 80 van het wereldinkomen voort. Bijna de gehele wereld is door de westelijke welvaartsexpansie bestreken. De westelijke in dustrialisatie opende in andere landen de moge lijkheid tot een grote bevolkingstoename. Betere hygiënische begrippen vergrootten deze nog aanzienlijk. De bevolkingstoename is sneller gegaan dan de toename van de voedsel productie, die in arme landen slechts moeizaam kan worden verhoogd. In sommige streken ziet men dan ook, dat de welvaart achteruit gaat, terwijl die van de westerse landen nog steeds stijgt. Hare Majesteit stelde tenslotte, dat de westerse beschaving met haar grote rationele en technische kennis voor de noodzakelijke wel vaartsspreiding de verantwoordelijkheid in de volkerengemeenschap draagt. Haar rede heeft grote weerklank gevonden. Zij houdt een bemoediging in voor de jeugd, die van de ouderen wel eens te veel pessimisme voorgezet krijgt en zij onderstreept de grote betekenis van de speciale organisaties van de V.N., die de taak hebben in de achtergebleven gebieden welvaart en beschaving te brengen. Onze industrie Met dat al hebben we ook nog onze eigen Nederlandse pro blemen. Onze welvaart heeft weliswaar het vooroorlogse peil overschreden, maar wij weten dat voor ons land de toekomst vele onzeker- hed en inhoudt. Het belangrijkste aspect van de Nederlandse welvaart is de industriële ontwik keling. Daarover heeft onlangs de secretaris generaal van het departement van Economische Zaken, prof. Brouwers, op een vergadering van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs ge sproken. Spr. heelt daarbij woorden van waar dering gericht aan het adresvan deNedei landse ondernemers, die bewijs hebben gegeven van durf, fantasie en zakeninstinct en van de arbei ders, die in staat bleken zich op zeer korte termijn de technische bekwaamheid eigen te maken om nieuwe bewerkingen op efficiënte wijze uit te voeren. De inleider behandelde o.m. de vraag, welke omvang de industriële expansie in de komende jaren in elk geval zal moeten aannemen om onze bevolking, die per jaar met ruim 100.000 personen toeneemt en die in 1970 bijna 13 mil- lioen zal bedragen, voldoende werk te geven en een redelijke, in een zeker tempo stijgende wel vaart te bezorgen. Het Centraal Planbureau, aldus deelde prof. Brouwers mede, heeft over de periode tussen 1950 en 1970 een aantal be rekeningen gemaakt, die daarvoor zekere indi caties geven. Allereerst zal de totale productie van goederen en diensten van 1954 tot 1970 moeten stijgen met 13 milliard, een toename van rond 50 Gegeven de beperkte mogelijk heden onze landbouwproductie veel verder op te voeren, zal de verantwoordelijkheid hiervoor primair op de industrie komen te rusten. De industriële productie zal in de periode 1954 1970 met ongeveer 40 °/o moeten toenemen. De industriële uitvoer zal 35 °/o groter moeten worden. Hoe kan dit exportvolume in de toekomst wor den gehaald? In de eerste plaats moeten wij onze concurrentiepositie tegenover het buiten land trachten te handhaven. Dus voorzichtig zijn met een verdere verhoging van ons loon- 321

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1955 | | pagina 5