lioen middelen aan de kapitaalmarkt zouden
zijn onttrokken. Maar van enige spanning ten
aanzien van de rentestand blijkt, als gezegd,
nog steeds niets, terwijl de sterke overtekening
der jongste emissies als een aanwijzing moet
worden beschouwd, dat er nog een aanzienlijk
overschot aan braak liggende middelen in de
beleggingssector bestaat.
Onder deze omstandigheden kan men zich er
dan ook nauwelijks over verwonderen, dat de
koersen der Staatsfondsen men zie de tabel
aan het einde van ons overzicht zich ondanks
de jongste emissies nagenoeg hebben kunnen
handhaven. Alleen de SiU leningen van 1950
en 1954 hebben om of nabij een half procent
verloren, maar overigens bleven de verliezen tot
fracties beperkt.
Wat betreft het staken van de afgifte van
schatkistpapier door de agent van het ministe
rie van Financiën, het desbetreffende besluit is
vrijwel tegelijk met de nieuwe Leningwet ge
publiceerd. Dit is echter louter een samenloop
van omstandigheden geweest, zodat er geen
grond bestaat voor de veronderstelling, dat de
stopzetting van de afgifte van schatkistpapier
verband zou houden met leningsplannen van
het Rijk.
Tot goed begrip zij in dit verband opgemerkt,
dat de uitgifte van een staatslening altijd slechts
mogelijk is krachtens een machtiging, voorzien
in een speciale leningwet. In zulk een wet
wordt altijd het bedrag genoemd, tot hetwelk
de regering gemachtigd is, de gevestigde schuld
uit te breiden. De leningwet-1953 liet echter
nog slechts armslag voor 97 millioen, het
geen dus blijkbaar voor de regering aanleiding
is geweest, om thans een nieuwe leningwet in
te dienen. Daarbij wordt machtiging gevraagd
voor in totaal IV2 milliard nieuwe leningen.
Het ligt voor de hand, dat zorg wordt gedragen,
dat zulk een machtiging tijdig beschikbaar is,
zodat geen vertraging kan worden ondervon
den, ingeval de uitgifte van een nieuwe staats
lening te eniger tijd wenselijk mocht worden
geacht.
De positie van de schatkist geeft daartoe thans
nog allerminst aanleiding. De weekstaat van de
Nederlandsche Bank, afgesloten per 27 Juni,
wijst een vrij tegoed van de schatkist aan ter
grootte van rond 630 millioen, terwijl de
stroom der particuliere belastingbetaling zich
weldra op grond van de voorlopige aanslagen
1955 zal verbreden. Toch is het denkbaar (hoe
wel niet waarschijnlijk), dat het Rijk nog dit
jaar opnieuw een beroep op de kapitaalmarkt
zou doen, namelijk in geval tot verdere aflos-
336
sing op de buitenlandse schuld zou worden
overgegaan. Of dit laatste inderdaad binnen af
zienbare tijd zal geschieden, zal wellicht afhan
gen van de omvang der buitenlandse effecten
aankopen op onze beurs. De aldus beschikbaar
komende deviezen kunnen immers het beste
voor verdere aflossing op buitenlandse schuld
worden aangewend, omdat daarvoor dollars
nodig zijn, die aldus beschikbaar komen.
Anderzijds zou het alsdan evenzeer gewenst
zijn, de guldenstegoeden, die als uitvloeisel van
die kapitaaltoevloeiing ontstaan, door een
nieuwe staatslening te binden. In welk verband
er nog op moge worden gewezen, dat voor de
verstrekking der recente buitenlandse leningen
geen harde valuta's nodig zijn geweest, daar de
betaling van de opbrengst aan het buitenland
zich geheel in de E.B.U.-sfeer voltrok met als
verheugend resultaat, dat onze aanzienlijke
vordering op de E.B.U. dienovereenkomstig is
verminderd.
Wat ten slotte de stopzetting van de afgifte
van schatkistpapier betreft, deze maatregel
schijnt geheel op zichzelf te staan. Blijkbaar
zijn de monetaire instanties tot de slotsom ge
komen, dat het thans doelmatiger is, in even
tuele behoeften aan kort papier aan de kant van
de banken te voorzien door de afgifte van
schatkistpromessen uit de portefeuille van de
Nederlandsche Bank. Zoals wij nog in de Raif-
feisen-Bode van Mei jl. hebben uiteengezet,
komt de afgifte van schatkistpapier door de
agent van het ministerie van Financiën neer op
een vergroting van de vlottende schuld van het
Rijk, terwijl verkopen van schatkistpapier door
de Centrale Bank niets anders betekenen dan
verplaatsing van reeds bestaande Rijksschuld.
Afgifte van nieuw schatkistpapier heeft slechts
zin, indien het in omloop zijnde materiaal on
voldoende is, om in de behoefte aan korte uit
zettingen bij het bankwezen te voorzien. Het
blijkt echter, dat het op de open markt (dus
exclusief Ned. Bank) uitstaande schatkistpapier
van 18 April tot 27 Juni slechts met in het ge
heel rond 50 millioen is toegenomen. Terwijl
het bedrag der uitstaande schatkistpromessen in
die periode van 189 tot 145 millioen is ver
minderd, is daartegenover de omloop aan schat
kistbiljetten slechts 2913 tot 3007 millioen
toegenomen. Met andere woorden er is in
totaal slechts voor rond 50 millioen meer van
de schatkist afgenomen, dan op aflopend papier
door de schatkist werd afgelost. Wel blijkt uit
de genoemde bedragen duidelijk de voorkeur
voor de langer lopende biljetten, voortspruiten
de uit de hogere rentevergoeding, die daarop
wordt verkregen.