inancieel overzicht Zowel de ontwikkeling op de geldmarkt als die op de kapitaalmarkt is in de maand Juni interessant geweest. De belangrijkste gebeurte nis voor de geldmarkt was de stopzetting van de afgifte van schatkistpapier door het Rijk, waartoe tegen het einde der maand werd be sloten en waarop hieronder nog nader zal wor den teruggekomen. Belangrijker was echter uit algemeen en vooral internationaal oogpunt de hervatting van de buitenlandse emissiebedrij vigheid op de Amsterdamse beurs. Het was allerminst toeval, dat thans kort na elkaar drie verschillende buitenlandse ge gadigden een beroep op de Nederlandse kapi taalmarkt kwamen doen. De Nederlandsche Bank had daartoe de weg vrijgemaakt door voor het eerst vergunningen te verlenen voor het verstrekken van crediet aan buitenlandse geldnemers niet behorende tot het Benelux- gebied, nadat reeds eerder zoals men weet leningen aan de Belgische staat en andere Bel gische geldnemers waren verstrekt. - in de eerste plaats kon men op 14 Juni in schrijven op een 4Vr °/o rentende 15-jarige guldenslening van de Franse onderneming Naphtachimie ter grootte van 15 millioen a pari. Daarop volgde Noorwegen met een 4'A °/o guldenslening van 35 millioen en als derde Zuid-Afrika met een 4 guldenslening van 50 millioen. Van beide laatstgenoemde leningen is de looptijd maximum 20 jaar, terwijl hierop eveneens a pari kon worden ingeschre ven. Bij alle drie leningen is aflossing ge durende de eerste vijf jaren uitgesloten. Het onthaal is overweldigend geweest. Er is zo sterk overtekend, dat het toewijzingspercentage voor alle drie leningen slechts uiterst gering kon zijn en velen moesten worden teleurgesteld. Deze beleggingshonger is kenmerkend te achten voor de grote en ongedekte behoefte aan ge- eigend beleggingsmateriaal, die nog altijd in de risico mijdende sector van de kapitaalmarkt bestaat. De lening Naphtachimie werd dan ook met een agio van ruim 3 verhandeld, de lening Noorwegen met een agio van ca. 23/i °/o, terwijl de 4 °/o lening Zuid-Afrika met een agio van 2V2 werd genoteerd. Geen wonder dat een onderneming als Brocades-Stheeman onder deze omstandigheden met een obligatielening van 2 millioen voor de dag kwam, waarvan de rentevoet slechts op 3V2 °/p werd gesteld bij een emissiekoers van 99 Wanneer men be denkt, dat de Nederlandse Staat begin 1955 een 3V4 °/o rentende lening a pari tot een bedrag van 600 millioen heeft geëmitteerd, dan moet men uit deze gang van zaken wel de conclusie trekken, dat het proces van de rentedaling nog altijd niet tot staan is gekomen, ondanks de verschillende leningen, die hier reeds tegen een hogere rente dan de hier geldende voor buiten landse rekening werden geëmitteerd. Wij her inneren in dit verband aan twee Belgische Staatsleningen van elk 100 millioen, die hier sedert Juli 1954 zijn uitgegeven, naast enkele andere kleinere leningen van Belgische debi teuren en aan de Wereldbanklening 1954 ter grootte van 40 millioen. Reeds eerder wezen wij er op, dat het aanbod van beleggingzoekende middelen in de risico mijdende sector der kapitaalmarkt nog steeds toeneemt. Ten opzichte van 1953 is dit aanbod in het afgelopen jaar gestegen van ca. 1400 millioen tot bijna 2000 millioen. Ook al was hierin ruim 300 millioen begrepen, voort spruitende uit de netto-invoer van buitenlands kapitaal (in samenwerking met buitenlandse effectenaankopen), zo blijkt hieruit toch duide lijk, dat de behoefte aan nieuw beleggings materiaal van jaar op jaar groter wordt. Door middel van openbare uitgiften is nu in de eerste helft van 1955 voor rond 830 millioen een beroep op onze obligatiemarkt gedaan. Daarnaast is echter waarschijnlijk het totaal der uitgegeven onderhandse leningen in het eerste halfjaar aanzienlijk geweest. Daarom trent zijn nog geen concrete cijfers bekend. Wel is uit het dezer dagen verschenen jaarverslag van de Bank voor Nederlandsche Gemeenten gebleken, dat van de zijde der gemeenten in 1954 voor niet minder dan 825 millioen aan onderhandse leningen werd geplaatst, in hoofd zaak bij institutionele beleggers, dus levensver- zekeringmijen, pensioenfondsen en spaarban ken, waartegenover in de vorm van openbare obligatieleningen van die zijde slechts 95.7 millioen werd uitgegeven. Voor het eerste half jaar mag het totale beroep op de kapitaalmarkt der publiekrechtelijke lichamen dus wellicht op 400 a 500 millioen worden geraamd, zodat al met al dan omtrent 1200 a 1300 mil- 335

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1955 | | pagina 19