ieuws van onze Belgische zusterorganisatie
Onder de titel „Het landbouwkrediet in de
branding" heeft Dr. Alex Florquin, onder
directeur van de Centrale Kas voor Landbouw
krediet te Leuven op de algemene vergadering
van deze onze Belgische zusterinstelling, opge
bouwd volgens het Raiffeisen-stelsel, een voor
dracht gehouden waarin hij enige punten be
sprak, die thans in verband met de organisatie
van het landbouwcrediet daar te lande aan de
orde zijn. Wij menen onze lezers deze zeer be
langwekkende voordracht niet te mogen ont
houden.
Allereerst wijdde de heer Florquin aandacht
aan twee reorganisatieplannen voor de land-
bouwcredietmarkt en wel het plan Delètré en
het Plan Pinxten.
Het plan Delètré, uitgaande van de mening,
dat de garantienormen voor landbouwleningen
te weinig verscheidenheid vertonen en dat de
rentetarieven van landbouwcredietinstellingen,
welke in België thans schommelen tussen 4Va
en 51/2 goedkoper moeten worden, behelst
het voorstel om het Nationaal Instituut voor
Landbouwkrediet, (een semi-overheidsinstel-
ling) de credietverlening in de landbouw te
laten verzorgen. Daartoe zal de Algemene
Spaar- en Lijfrentekas haar financierings
activiteit in de agrarische sfeer moeten staken
en haar spaargelden ter beschikking moeten
stellen van bovengenoemd Instituut, dat daar
naast een beroep zou moeten doen op de kapi
taalmarkt.
Daar zodoende de rente vermoedelijk, naar het
oordeel van de heer Delètré, nog te hoog zou
zijn, zou er een landbouwfonds moeten worden
opgericht, dat door middel van de uitgifte van
landbouwobligaties de beschikking over mid
delen zou krijgen om het verschil te over
bruggen, dat bij het Instituut zou bestaan
tussen de rente voor de emissies enerzijds en de
rente, aan de landbouwers in rekening te
brengen, anderzijds.
Zouden de inkomsten van het landbouwfonds
daartoe onvoldoende zijn, dan kan ter dekking
van het tekort een post op de begroting van
het ministerie van Landbouw gecreëerd wor
den.
De heer Florquin wijst het plan Delètré af als
zijnde van dirigistische aard, vermoedelijk in
gegeven door het gebrek aan middelen bij het
Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet. Hij
zag er een activering in van het staatscrediet
voor de landbouw. Aan dit staatscrediet zou
een monopolistisch karakter gegeven worden,
waarbij speciale „gunsttarieven" mogelijk wer
den gemaakt door het openstellen van de schat
kist. De heer Florquin wees op de verscheiden
heid van zekerheidsnormen, welke de particu
liere organisatie van het landbouwcrediet (zijn
eigen Raiffeisen-organisatie) kent en toonde
aan, dat de bij deze organisatie geldende rente
gunstig afsteekt bij de tarieven van het com
merciële bankwezen.
Het plan van professor Pinxten van de Leu
vense Universiteit heeft voornamelijk het oog
gericht op de leningen ter overneming van
pachtbedrijven en ter aankoop van hofsteden.
Het plan stelt voor dergelijke leningen te ver
strekken tegen een rente van 2 °/o, waarbij het
verschil met de normaal geldende rente door
de staat zou moeten worden bijgepast, terwijl
plm. 50 °/o van de zekerheid gegeven zou moe
ten worden door een landbouwfonds, door de
staat in te stellen, dat de middelen verwerft
door uitgifte van door de staat gewaarborgde
obligaties.
De bedenkingen van de heer Florquin tegen dit
plan waren o.a. gelegen in zijn beduchtheid,
dat deze regeling een stimulans voor hoge prij
zen voor boerderijen zou vormen, en dat van
wege de verminderde rentelast minder ge
schikte candidaten zouden opdagen, hetgeen
niet in het belang van de landbouw als geheel
gezien kan worden geacht.
Naast deze reorganisatieplannen wees de heer
Florquin op het verschijnsel, dat men in België
van overheidswege de private sector van het
landbouwcrediet (de Raiffeisen-banken) schijnt
te negeren.
Hij haalde verschillende voorbeelden aan van
overheidsmaatregelen, bij welker uitvoering het
voor de hand had gelegen de organisatie van
de Centrale Kas voor Landbouwkrediet van de
Belgische Boerenbond in te schakelen, hetgeen
echter werd nagelaten.
9?
Eveneens een semi-overheidsinstelling (Red. R.B.)
327