nomentopnamen aandacht zal vallen. Dit laatste moet men niet te zwaar nemen. Het inzicht, dat de landbouw overheidshulp nodig heeft, omdat het door het overgrote aantal kleine producenten niet moge lijk is door interne afspraken (kartels) prijs- en afzetregelingen te maken is meer verbreid dan menigeen denkt. Van meer belang is het be zwaar, dat een toeslagregeling veel admini stratie en controle vraagt. Als men niet naar perfectie streeft is er echter wel uit te komen. Inmiddels hebben de organisaties ook voor haver, geteeld op zandgronden, een toeslag ge vraagd ter overbrugging van het verschil tussen de marktprijs en de kostprijs voor dit product. De beïnvloeding van de marktprijs door mono polieheffingen is ook voor het artikel haver niet zodanig, dat de producenten daarmede aan hun trekken kunnen komen. De naaste toekomst De hoogconjunctuur, die momenteel de niet-agra- rische sectoren van het bedrijfsleven (met uit zondering van de textiel) kenmerkt, gaat aan de landbouw voorbij (met uitzondering van het product strocarton). Men gaat echter wat te ver als men de toestand als alarmerend kenschetst. Men moet de moeilijkheden van de diverse producten goed van elkaar onderscheiden. Bij de varkens hebben we te doen met een waar schijnlijk tijdelijke overproductie (de varkens cyclus); wat de aardappelen betreft heeft de slechte kwaliteit van dit jaar zeer beslist in vloed gehad op de vraag. Ook de teleurstellende fruitprijzen van de oogst 1954 zal men als een aparte aangelegenheid dienen te beschouwen. De oogst was zeer groot en de kwaliteit goed deels beneden de maat; voor de prima kwali teiten zijn de prijzen niet slecht geweest. Zowel wat de aardappelen als wat het fruit betreft beginnen we het seizoen met een schone lei en een goede hoop. Wat de zuivel- en melkpro ducten betreft is het te vroeg om een oordeel uit te spreken. De groenten hebben tot dusverre goede prijzen opgebracht. Hopenlijk komen we ook de schok van de liberalisatie van de invoer van tomatenpurée te boven. Uit de sierteeltsector komen geen slechte be richten. De eierprijzen zijn niet hoger, maar ook niet lager dan het vorig jaar: zij houden zich dus behoorlijk onder de toenemende con currentie van Denemarken en de grote eigen productie. De rundvleesprijzen houden zich goed. Het staat bepaald niet vast, dat 1955 een slecht jaar zal worden. Veel hangt ook af van de oogst, die te velde staat en waarvan ondanks een matig begin toch nog goede verwachtingen mogen worden gekoesterd. Landbouwtrekkers Het is een gemeenplaats te zeggen, dat wij in een dynamische tijd leven. Tal van ontwikkelingen, die zich reeds voor de oorlog merkbaar maak ten, hebben na 1945 het tempo aanzienlijk versneld. Het is goed daarop het oog te houden. Neem de mechanisatie van de Nederlandse landbouw. In 1939 bedroeg het aantal land bouwtrekkers in ons land 4000 stuks. In de tweede helft van 1954 was dit getal gestegen tot 35.000. Tegelijkertijd is het aantal paarden gedaald van 317.000 tot 241.000. Deze cijfers zijn ontleend aan een artikel van R. A. de Widt in Econ.-Statistische Berichten van Februari jl. Daarin wordt er op gewezen, dat de positie van Duitsland als leverancier van trekkers bijzonder belangrijk is geworden. Nog in 1946 verzorg den de V.S. en Engeland ieder voor de helft de import van ons land. In 1953 was de import uit de V.S. gedaald tot 7.3 van het totaal. Uit Engeland komt nu 45 en uit West-Duitsland 40 In Duitsland, waar het gezinsbedrijf een belangrijke afnemer van de trekkerindustrie is, heeft men lichte typen ontwikkeld, waarvoor ook in Nederland grote belangstelling bestaat. De mechanisatie De mechanisatie na 1945 is gestimuleerd door de goede inkomenspositie van de boeren. Voor de grotere bedrijven waren ook het gebrek aan arbeiders en de loonstijging factoren van groot belang. Het aantal landarbeiders neemt voort durend af (men berekent de vermindering op l1/3 per jaar). Ter compensatie van deze ver mindering van het arbeidsaanbod zal een vrij belangrijke mechanisatie en rationalisatie moeten plaats vinden. Op de grotere weidebedrijven bestaat een leven dige belangstelling voor machinaal melken. In vergelijking met het buitenland is echter het aantal gebruikte melkmachines nog klein. De drang naar mechanisatie is het grootst bij de werkzaamheden in de perioden van de grote drukte, meestal in de oogsttijd, als van losse arbeiders gebruik gemaakt moet worden. Mede daardoor is het te verklaren, dat de vlasoogst, vroeger geheel handwerk, nu goeddeels is ge mechaniseerd, terwijl door inschakeling van 1800 maaidorsers en de verdubbeling van het aantal zelfbinders de arbeidsbehoefte tijdens 297

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1955 | | pagina 5