9V de financiële doolhof in het eigen land dit in hun belang achten. Als tweede factor besprak de heer Prins de koopkracht van de bevolking en in verband daarmede de conjunctuur. Zijn mening is, dat er vooralsnog geen verschijnselen zijn waar te nemen, die wijzen op een belangrijke terugslag op korte termijn in het conjunctuurverloop. Voor het komende seizoen behoeft niet gevreesd te worden voor een ernstige vermindering van de vraag naar onze producten. Omtrent de derde factor, de omvang van de productie in het komende seizoen in binnen en buitenland, is met zekerheid weinig te zeg gen. Er is aanleiding om te verwachten, dat de productie van groenten en klein fruit dit jaar groter zal zijn dan in 1954. Het komt im mers zelden voor. dat twee slechte groei jaren op elkaar volgen. De goede prijzen van het vorige jaar kunnen tot uitbreiding van de productie leiden. In Nederland, waar de productie van vele groentegewassen beheerst wordt, zal het areaal uitputtender worden gebruikt en uit het bui tenland komen van alle kanten berichten over een aanzienlijk grotere aanplant dan in 1954. In ons land is de verjonging van het areaal hard fruit al vele jaren aan de gang. In deze sector moet gerekend worden met jaarlijks groter wordende oogsten. Alles tezamenvattende concludeerde de heer Prins, dat het prijspeil voor vele producten waarschijnlijk lager zal komen te liggen dan in het afgelopen jaar. Perioden van lage prij zen zijn niet uitgesloten, ook al komt de oogst niet boven normaal. Een volgende maal komen wij terug op wat gezegd is over het belangrijke en uiterst moei lijke vraagstuk van de concentratie van vei lingen. Evenwichtstendens in de betalingsbalans De stand van de betalingsbalans en de achter grond van het lopende betalingsverkeer met het buitenland behoren ongetwijfeld tot de meest belangwekkende onderwerpen, die in het jong ste jaarverslag van De Nederlandsche Bank worden behandeld. Het is niet overdreven te zeggen, dat de betalingsbalans een getrouwe afspiegeling geeft van de economische presta ties zomede van de monetaire verhoudingen van een land. De stand van de betalingsbalans en met name het bestaan van een overschot dan wel een tekort op de lopende rekening van die balans hangt nauw samen met de hoogte van het prijs- en kostenpeil in dat land. Zijn de prijzen in het buitenland globaal gesproken veel hoger dan die in Nederland, dan zal er gemakkelijk een groot overschot op de betalingsbalans kunnen ontstaan (wij hebben hier steeds het oog op het lopende verkeer, wel te onderscheiden van het kapitaalverkeer, dat uitsluitend op de verplaat sing van vermogens betrekking heeft, zoals het effectenverkeer met het buitenland, leningen of investeringen, die zich in de kapitaalsfeer voltrekken). Doet het tegenovergestelde zich voor, zijn de binnenlandse prijzen veel hoger dan de buitenlandse, dan zal het lopende betalingsverkeer (goederenbeweging, scheep vaart en andere diensten) gemakkelijk een groot tekort opleveren, hetwelk in de kapitaal sfeer kan worden gedekt, bv. doordat een of meer leningen van het buitenland worden ver kregen. In de eerste jaren na de oorlog had Neder land zoals men weet zulk een tekort op de be talingsbalans, dat zijn tegenpost vond in de z.g. Marshall-schenkingen van de Verenigde Staten, die het tijdelijk in het belang van het herstel mogelijk maakten, dat Neder land in financieel opzicht op een te grote voet leefde. Die tijd behoort gelukkig nu reeds enkele jaren tot het verleden. In het genoemde jaarverslag komt nu vooral duidelijk naar voren, dat het overschot op de betalingsbalans zich in de laatste jaren in een dalende richting beweegt. Het blijkt te zijn ge daald van 1862 millioen in 1952 tot 1279 millioen in 1953 en nog slechts 482 millioen in 1954. In dit verband moge. tot goed begrip, worden verwezen naar de opmerkingen, die dr. Holtrop, de president van De Nederland sche Bank, omtrent de monetaire verhoudingen maakt. In de eerste plaats wijst hij er te dien 267

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1955 | | pagina 7