lomentopnamen
Wellicht is het goed hier tevens een eventueel
misverstand uit de weg te ruimen, als zou het
aanschrijven naar aanleiding van de inhoud
van een rapport alleen een afkeurende tendenz
bezitten. Niets is minder waar; immers wij zijn
hiertoe slechts overgegaan omdat wij meenden
op deze wijze de samenwerking tussen het be
stuur van een boerenleenbank en de inspectie
te kunnen bevorderen in het belang van onze
boerenleenbanken.
de volkshuishouding op 4 a 5% is te stellen.
De president bespreekt uitvoerig de verande
ringen, die in de loop van 1954 intraden in
loonkosten, productievolume en binnenlandse
prijzen en zegt, dat het niet gemakkelijk is een
globaal inzicht te krijgen in de financiële re
sultaten, die het bedrijfsleven in 1954 in ver
gelijking met 1953 heeft behaald. Er moeten
tussen de verschillende bedrijfstakken belang
rijke verschuivingen zijn ingetreden. Zo zullen
loon-intensieve bedrijfstakken door de loons
verhogingen zwaarder zijn getroffen dan kapi
taal-intensieve. Ook was er een verschil tus
sen de voornamelijk op de export gerichte be
drijven en de in hoofdzaak voor de binnen
landse markt werkende ondernemingen, die
zich een zekere afwenteling van de verhoogde
kosten op de prijzen hebben kunnen veroor
loven. Ten aanzien van de exportbedrijven
denkt de president aan de landbouw, waar de
loonstijging zelfs boven het algemeen gemid
delde uitging, terwijl nauwelijks is aan te
nemen, dat een stijging van de arbeidsproduc
tiviteit hier noemenswaardige compensatie kan
hebben gebracht.
De winstvoet zal in 1954 een vermindering
hebben ondergaan. Dit behoeft op zich zelf
geen reden tot ongerustheid te geven. De laat
ste loonsverhoging vond immers juist haar
grond in de overtuiging, dat de winstvoet meer
dan naar evenredigheid was verbeterd. Wel
is er thans een dringende behoefte aan een
zekere periode van rust, waarin getoetst kan
worden of de Nederlandse export zich onder
de nieuwe prijsverhoudingen op een voldoend
peil zal kunnen handhaven om de met de ver
hoogde nationale productie en het verhoogde
consumptiepeil samenhangende grotere invoer-
behoefte behoorlijk te kunnen dekken.
De financiële en monetaire beschouwingen van
de president alsmede zijn uiteenzettingen over
de staatsfinanciën zullen wij op deze plaats
niet behandelen. Zij zijn bijzonder belangwek
kend, maar niet in korte bewoordingen weer
te geven. In financiële rubrieken zullen de
actuele problemen van inflatie en deflatie
nader uiteengezet worden. Hier willen wij
tenslotte nog de aandacht vragen voor de uit
eenzetting van de president over de vraagstuk
ken, die verband houden met het niveauver
schil tussen binnen- en buitenlands kostenpeil.
Ons kostenpeil. Na de oorzaken van het ont
staan van een zodanig ver
schil te hebben aangegeven (inflatie in het
buitenland, verbetering arbeidsproductiviteit in
eigen land, traagheid in het opheffen van kunst
matige lage kostenelementen in eigen land)
zegt het verslag, dat het in het raam van het
stelsel van vaste internationale wisselkoersen
onvermijdelijk is, dat op den duur zulk een
niveauverschil wordt opgeheven door prijs
aanpassing. Het kan nooit juist zijn die prijs
aanpassing stelselmatig te verhinderen; het
kan wijs zijn haar voorzichtig en geleidelijk
te doen plaats vinden, opdat niet over het doel
wordt heengeschoten. Maar het is zeker onver
standig die prijsaanpassing zich te laten vol
trekken onder handhaving van kunstmatige ele
menten in het eigen prijsstelsel, waarvan vast
staat dat ze te eniger tijd toch zullen moeten
verdwijnen. Want is een globale prijsaanpas
sing eenmaal bereikt en moeten dan nog bij
zondere elementen worden geredresseerd, dan
brengt men zich onherroepelijk in de toestand,
waarin een prijs-interval ten gunste van het
eigen land gaat optreden, in welk geval het
buitenland onvermijdelijk een deflatoire in
vloed op de binnenlandse economie zal gaan
uitoefenen, met alle gevolgen van dien.
Dit toepassende op de situatie in Nederland
constateert de heer Holtrop dat in 1954, vóór
de laatste loonsverhoging, een niveauverschil
ten gunste van ons land aanwezig was. Het is
te vroeg om met zekerheid te zeggen of er nog
een zodanig verschil bestaat. Maar wel kan
met zekerheid worden gezegd, dat het niet
verantwoord zou zijn om een verdere relatieve
verhoging van het binnenlandse kostenpeil toe
te laten, zonder die gelegenheid aan te grijpen
tot het doen verdwijnen van het belangrijkste
nog bestaande kunstmatige element in ons
265