land woont en niet voor veranderingen toe
gankelijk is.
Op 15 Augustus 1947 werd India onafhankelijk
verklaard, maar tegelijkertijd werd het schier
eiland in tweeën verdeeld, waardoor een
paradoxale toestand werd geschapen.
India, beroofd van een deel van zijn grond
stoffen (katoen en jute), werd een industriële
macht, terwijl Pakistan noodzakelijkerwijs een
agrarische exporteur werd.
De religieuze hartstochten verergerden de toe
stand nog meer en de twee landen gingen een
vijandelijke houding tegenover elkaar aan
nemen, terwijl 16 millioen verjaagde mensen
door het land doolden.
Toen het Engelse kader voor het grootste deel
het land verliet, moest men een gecentraliseerd
bestuur zien te handhaven en het hoofd bieden
aan een economie, die op gevaarlijke wijze uit
haar evenwicht was geraakt en daarnaast aan
bloedige, politieke en religieuze verwikke
lingen.
Op 26 Januari 1950 werd de republiek uit
geroepen. India hield op dominion te zijn,
maar het bleef wel deel uitmaken van her
Gemenebest. Economisch gezien kon het echtei
zijn burgers verre van een levensminimum ver
zekeren. Nehru en de leden van het Tongres
begonnen toen de strijd aan te binden tegen de
sociale structuur. Zij, die echter de macht be
zaten (grondeigenaars, woekeraars, kooplieden
en industriëlen) probeerden hun privileges te
handhaven: zij zijn dan ook aansprakelijk voor
de lange tijd, die voorafgegaan is aan de
agrarische hervorming en het in toepassing
hrengen van het eerste vijfjarenplan.
Vreedzame socialisatie. Toch lijkt deze vreed
zame socialisatie met
schadeloosstelling aan de grondeigenaren de
enig mogelijke oplossing om de grote massa
van het volk geleidelijk aan op een hoger
levenspeil te brengen, aangezien deze mensen
niet onverschillig kunnen blijven voor de ver
anderingen aan gene zijde van de grens in
China. In dit opzicht spreken de verkiezingen
in Audhra een duidelijke taal, temeer daar
Nehru persoonlijk de campagne heeft geleid.
India zou op belangrijke hulp uit het Westen
moeten kunnen rekenen om de balans weer
te eigen gunste te kunnen laten doorslaan. Men
schat dat India ongeveer 400 millioen per
jaar nodig heeft om bescheiden doeleinden te
bereiken. Het schijnt echter dat het Westen
zich meer bezorgd maakt over militaire doel
einden.
Men bewapent thans Pakistan, waardoor het
India dwingt zijn militaire uitgaven ook op
te voeren. Uitgaven die reeds 44% van zijn
budget opeisen, waartegenover slechts 6,3% is
gewijd aan de opvoeding en 2,8% aan de huis
vesting, terwijl tenslotte een zeer onvoldoende
hulp is uitgetrokken om het probleem van de
werkloosheid op te lossen: men schat dat er op
het platteland 15 millioen mensen en in de
industrie bijna 120.000 mensen zonder werk
zijn.
Het aantal technici is gering en voor zover
geen vreemdeling, zijn zij op Westerse wijze
geschoold en dikwijls niet in staat om zich
aan de eigen problemen van het land aan te
passen. De landbouw is b.v. in handen van de
boer gelaten, die kunstmeststoffen weinig of
niet gebruikt, terwijl het gebruik van koeien-
mest als brandstof het land van een belang
rijke natuurlijke meststof beroofd.
Tractoren. In 1952 waren er minder dan
10.000 tractoren tegen 2.400.000
in de V.S. Dit gevoegd bij de slechte physieke
toestand van de Indiase boeren en een irri
gatie, die afhankelijk is van de moeson, heeft
er toe geleid, dat het rendement van de grond
een van de laagste is, die men in wereld kent.
De bronnen van electrische energie worden ge
schat op 30 a 40 millioen kW. Na Rusland
zou India dus het land zijn, dat over de groot
ste mogelijkheden beschikt; het verbruik van
electriciteit is echter een van de laagste in de
wereld: 11 kW per hoofd tegen 1550 in de V.S.
Het spoorwegnet was door de Engelsen ont
worpen voornamelijk voor militaire doel
einden. Vóór de verdeling in India en Pakistan
was er een net van 60.000 km. hetgeen niet
veel meer is dan het net van Frankrijk en 8
maal minder per inwoner dan in de V.S.
Weinig besparingen. Er wordt weinig ge
spaard. Men kan hier
ook niet op rekenen bij een bevolking,
waarvan de overgrote meerderheid ongeveer
250,per jaar verdient en die voortdu
rend door de hongersnood bedreigd wordt
De maharadja's hebben hun rijkdommen voor
namelijk in kostbare juwelen en goud belegd
en zij hebben geprobeerd door verpachting het
uiterste uit de grond te halen. Er is dus een
grote behoelte aan buitenlands kapitaal, maar
de V.S. en Europa, die in deze behoefte zou
den kunnen voorzien, houden een slag om hun
arm door het gebrek aan voldoende garanties.
(1'Economie, Parijs)
289