3. De besparingen overtreffen de bestedingen
in ruime mate: a. de spaartegoeden van parti
culieren nemen van maand op maand en van
jaar op jaar toe, omdat er meer wordt ingelegd
dan er wordt opgevraagd; b. in toenemende
mate wordt gespaard via levensverzekeringen
en bedrijfspensioenfondsen; c. er wordt veel ge
spaard door de ondernemingen, die het grootste
gedeelte van de behaalde winsten reserveren,
dus in bedrijf houden resp. bij de bank brengen,
hetzij om daarmede toekomstige investeringen
geheel of grotendeels te bekostigen, hetzij met
het oog op ongunstiger tijden, die zeker eens
zullen komen. Al deze factoren dragen stuk
voor stuk tot de bestaande ruimte op de Neder
landse geld- en de Nederlandse kapitaalmarkt
bij. Hierdoor is derhalve in wezen de huidige
ontwikkeling op de geld- en kapitaalmarkt
verklaard.
Punt 1, het overschot op de betalingsbalans,
vereist nog enige toelichting. Dit overschot is
samengesteld uit een gunstig saldo voor het
lopende goederen- en dienstenverkeer en een
overschot in het kapitaalverkeer. De invoer
heeft de uitvoer in 1954 zodanig overtroffen,
dat er uit dien hoofde een tekort was van rond
15 met welk percentage dus het bedrag van
onze invoer onze goederenuitvoer overtrof. Dat
tekort werd echter nog ruim overtroffen door
de baten uit het dienstenverkeer, derhalve de
inkomsten uit scheepvaart, 0p buitenlandse be
leggingen, verzekeringen e.d.
Wat het kapitaalverkeer betreft heeft men
vooral te denken aan de verkopen van Neder
landse aandelen naar het buitenland zomede,
in mindere mate, aan de verkopen van Ameri
kaanse fondsen naar New York. Beide soorten
transacties doen tezamen per jaar 200 mil-
lioen of meer in de vorm van buitenlandse be
taalmiddelen naar ons land toevloeien. Het zal
duidelijk zijn. dat zowel het overschot in het
lopende als dat in het kapitaalverkeer de te
goeden en daarmede de geldhoeveelheid hier
te lande doen aanzwellen, waarmede dus een
neerwaartse kracht op het renteniveau wordt
uitgeoefend.
De overvloed aan geldmiddelen, hiervoren ge
schetst, vormt de verklaring voor de lage rente
hier te lande. Slechts indien de omvang van de
investeringen, of beter, van de daarmede ge
moeide bedragen, te zware eisen aan het totale
kapitaalreservoir zou gaan stellen, zou in de
rentestand verandering kunnen komen. Langs
natuurlijke weg gebeurt dit thans niet en hierin
schuilt in de eerste en voornaamste plaats de
verklaring voor het feit, dat Nederland in een
toestand van hoogconjunctuur verkeert, die
niet wordt gekenmerkt door een gelijktijdig
hoog rentepeil. Een dergelijke gelijktijdigheid
zou zich wel kunnen voordoen bij een volkomen
vrij kapitaalverkeer met het buitenland (dat er
echter zoals reeds uiteengezet niet is), alsook
indien de Nederlandsche Bank met behulp van
de haar ten dienste staande middelen doelbe
wust een zekere schaarste op de geld- en kapi
taalmarkt in de hand zou werken of teweeg
brengen. Indien de leiding van de centrale bank
te eniger tijd zou oordelen, dat de conjunctuur
moet worden afgeremd, omdat er te veel (uit
speculatieve oogmerken) zou worden geïnves
teerd, dan kan zij met behulp van de verplichte
kasreserves, de open markt politiek en de
disconto-schroef ingrijpen.
Men weet, dat alle banken boven een zeker
vrij minimum een bepaalde dekking als
reserve bij de circulatiebank moeten aan
houden. waardoor een beperking van de cre-
dietverlening wordt verzekerd. Om de positie
van de banken ten behoeve van de storting op
de Staatslening te verlichten, werd het des
betreffende dekkingspercentage in Januari tij
delijk van 10 tot 8 °/o verlaagd. Intussen is het
oude percentage van 10 °/n op 22 Februari weer
hersteld De credietverlening aan het bedrijfs
leven neemt echter toch geleidelijk toe en het
is daarom denkbaar, dat de centrale bank-
leiding te eniger tijd het officiële disconto, dat
thans 21/a bedraagt, verhoort of/en de dek-
kingseisen verder verzwaart. Op de geldmarkt
kan desgewenst worden ingegrepen door ver
koop van schatkistpapier, waardoor immers
geld naar de circulatiebank toevloeit. Het ziet
er echter nog niet naar uit. dat hiertoe zal
worden overgegaan, want de Ned. Bank heeft
integendeel voor de banken weder de mogelijk
heid opengesteld om zo nodig schatkistnapier
aan haar te verkopen, dus haar kaspositie op
deze wijze te verruimen.
O]) de effectenbeurs zou van een kunstmatige
verhoging van de rente via officieel disconto
of kasreserves thans slechts een indirecte in
vloed via de koersen op de obligatiemarkt
kunnen uitgaan. Daar zouden dan de koersen
dalen en het hogere rendement voor vaste
rentende fondsen zou ertoe leiden, dat ook aan
het aandelenrendement hogere eisen zouden
worden gesteld, met als gevolg, dat ook daar
een koersdaling zou intreden. (Waarbij wij dus
gemakshalve buiten beschouwing laten, dat
hogere rente gelijk staat met stijging van pro
ductiekosten, resp. inkrimping van de winst
marge, waarvan uiteindelijk eveneens een
koersdrukkende invloed op de aandelenmarkt
219