omtrent de doorberekening, maar sproot voort
uit bezorgdheid over onze concurrentiepositie.
Derhalve is de conclusie niet deze, dat de loons
verhoging niet had mogen worden doorbe
rekend, maar dat men uiterst voorzichtig moet
zijn met loonronden. Op dit punt kunnen land
bouw en werkgevers misschien elkaar vinden.
Wat tenslotte de prijsverstarring aangaat,
waartegen minister Zijlstra te velde trekt,
hiervan hebben wij de indruk, dat het om heel
andere dingen gaat dan om die, welke in de
agrarische sector in het geding zijn.
Wij hebben over een en ander nog al uit
geweid. omdat het garantiebeleid een zaak
van grote betekenis is en omdat men moet
weten wat het waard is. Het maakt nogal
verschil uit of wij in Nederlad een land
bouwbeleid hebben, dat algemeen aanvaard
wordt of dat wij er op moeten rekenen dat de
toepassing ervan, als het er op aan komt, sterke
oppositie ontmoet van het niet-agrarische be
drijfsleven. Dat zou de garantie nog minder
waard doen zijn dan zij in feite reeds is. Zelfs
met aller instemming heeft zij immers slechts
beperkte betekenis, daar in feite de prijzen,
die op de buitenlandse markt gemaakt worden,
bepalend zijn voor het welzijn van de Neder
landse landbouw. De minister heeft dit bij de
behandeling van zijn laatste begroting in de
Kamer eindelijk doen uitkomen. Slechts een
ruime en lonende afzet in het buitenland houdt
een garantie in voor een blijvende welvaart in
de Nederlandse landbouw.
In Parijs.
In Parijs is dezer dagen weer een poging ge
daan om aan het handelsverkeer ruim baan te
geven. De landen, die samenwerken in de
Ö.E.E.C. (de organisatie voor Europese econo
mische samenwerking) hebben besloten verder
te gaan op de weg van de liberalisatie. Zoals
men weet, worden drie groepen van producten
onderscheiden: industriegroepen, landbouw
producten en voedingswaren en grondstoffen.
Men heeft nu afgesproken, dat voor iedere
groep een liberalisatie van tenminste 75 zal
gelden en dat de totale handel in de drie groe
pen samen voor tenminste 90 °/o moet worden
vrijgegeven. Tot dusver gelden als percentages
per groep en in totaal resp. 60 en 75. In die
percentages is in lange tijd geen verandering
gekomen, hetgeen misschien in de hand ge
werkt is door de intussen gestrande plannen,
strekkende tot integratie op economisch gebied.
Het is van belang dat, nu de integratie op de
achtergrond is geraakt, de apparatuur van de
O.E.E.C. weer gebruikt wordt om tot prak
tische resultaten te komen op het gebied van
het goederenverkeer. De O.E.E.C. krijgt ook
het werk toebedeeld van de beide conferenties
van landbouwministers over de landbouw-
integratie. De ministers hebben in 1953 en 1954
geconfereerd, nadat door deskundigen bergen
van materiaal waren verzameld en verwerkt.
De ministers konden echter geen uitweg vinden
en hebben toen. hoewel geenszins eenstemmig,
besloten het werk over te doen aan de O.E.E.C..
die moet trachten iets tot stand te brengen, dat
in de plaats zou kunnen komen van de hoog
staande plannen (supra-nationaal gezag op
agrarisch gebied), waarin de landbouwminis
ters zijn blijven steken.
Er is nóg een vérgaand plan, dat voorlopig niet
verwezenlijkt zal worden. Dat is de veelbespro
ken convertibiliteit of vrije inwisselbaarheid
van de Europese munteenheden. De tijd daar
voor is nog niet rijp en derhalve zal de Euro
pese Betalings-Unie (een instelling van de
O.E.E.C.) wel weer met een jaar verlengd
worden. Zo zijn we dus op internationaal econo
misch gebied bezig tot de werkelijkheid terug
te keren en gaat de bij het begin van bet
Marshall-plan opgerichte O.E.E.C. weer aan
gewicht winnen.
Benelux
En dan hebben we nog de Benelux. Over de
stand van zaken heeft minister Mansholt een
uiteenzetting gegeven op de onlangs gehouden
vergadering van de Katholieke Boerenbond.
Hij wees op het grote belang voor de drie
samenwerkende landen om hun krachten te
bundelen. Benelux kan gewicht in de schaal
leggen in het spel van politieke en economische
krachten in Europa. De landbouw is een van
de grootste moeilijkheden en een struikelblok
om tot economische min te geraken. België,
aldus de heer Mansholt, is zeker niet achter op
landbouwgebied en er is in de laatste tijd nog
een grote vooruitgang te constateren. De moei
lijkheid is echter, dat de structuur van de land
bouw in beide landen sterk uiteenloopt. België
is een invoerland, Benelux als geheel een
exportland. Dit geeft voor de Belgische land
bouw de noodzaak tot een fundamentele aan
passing. De wijziging zal tijd kosten. Onze
minister achtte het noodzakelijk, dat er een
bewuste instelling komt van België om dit pro
bleem op te lossen. Wij zijn niet ongeduldig,
doch we zijn wel ongeduldig naar het moment,
dat België een begin maakt om dit probleem
uit de weg te ruimen. Het vraagstuk zal de
volle aandacht hebben op de conferentie van
de Benelux-landen in het eind van deze maand
185