Financieel overzicht De afgelopen maand is voor de kapitaalmarkt rijk aan interessante gebeurtenissen geweest. In de eerste plaats denken wij daarbij aan de Rijkslening, verder aan de aflossing op de zgn boekschuld (van het Rijk bij de Nederlandsche Bank), de vervroegde aflossing op de Neder landse schuld aan de Wereldbank, de verlaging van het dekkingspercentage, dat het bankwezen bij de circulatiebank verpicht is aan te houden en, tegelijk met deze verlaging, de opschorting van de faciliteit der circulatiebank, om schat kistpapier met korte looptijd (maximum 105 dagen) op basis van 1 rente van de banken over te nemen. Zowel de aflossing op de Wereldbanklening als die op de boekschuld waren kenmerkend voor de krachtige en onafhankelijke positie, waarin de Nederlandse schatkist verkeert. De lening 1955 was dan ook niet nodig, om te voorzien in de directe fiancieringsbehoeften van deStaat. Volgens een recente raming zou de belasting opbrengst in 1954 de raming met meer dan 800 millioen hebben overtroffen, waartegen over de minister van Financiën in September het totale kastekort voor 1954 (zowel als dat voor 1955) in zijn millioenennota op slechts 500 millioen had geraamd. Reeds hieruit blijkt derhalve, hoe sterk de financiële positie van het Rijk tegenwoordig is. Dc lening 1955 is dan ook uitsluitend uitgegeven met het oog merk van aflossing op buitenlandse en consoli datie van binnenlandse schuld. Alvorens hier nader op in te gaan willen wij eerst nog even stilstaan bij het resultaat van bedoelde emissie. Zoals wij de vorige maal reeds opmerkten was in zoverre van de gebruikelijke gedragslijn af geweken, dat in beginsel geen plafond voor de lening was vastgesteld en was het uit te geven bedrag slechts daardoor beperkt, dat de lening- wet nog slechts voorzag in een machtiging voor rond 680 millioen. Terwijl men in financiële kringen te voren op niet meer dan 300 mil lioen aan inschrijvingen had gerekend, werd in werkelijkheid in totaal voor 410 millioen in getekend. Daaraan heeft de minister voor rekening van de Rijksfondsen 190 millioen toegevoegd, waardoor het leningtotaal op 600 millioen werd afgerond. Bij de uitgifte van de 3'At °/o lening 1954 een jaar geleden (tegen 99 °/o bij een emissiekoers van de jongste lening van 100 had de minister te voren de leningsom bepaald op 300 millioen. Daaraan werd na de inschrijving een tweede tranche toegevoegd van 150 millioen ten behoeve van 194 de Rijksfondsen, zodat men kan zeggen, dat in de vorm van gevestigde schuld vorig jaar 450 millioen werd verkregen tegen ditmaal 600 millioen. Wij spreken hier opzettelijk van gevestigde schuld, omdat de middelen, die in 1954 en 1955 van de Rijksfondsen werden verkregen, eigen lijk al eerder ter beschikking van de schatkist stonden. De Rijksfondsen storten nl. hun voor belegging beschikbare middelen op een z.g. voor- inschrijfrekening, waarop dus de verplichting rust tot omzetting in een lang lopende lening, wanneer deze wordt uitgegeven. Bedoelde middelen zijn dus niet eerst ten tijde van de uitgifte van de nieuwe lening, maar vee! eerder in de schatkist gevloeid. Op het moment, dat zulks geschiedde ontstond er een kortlopende schuld van de Staat aan de Rijksfondsen, ter wijl deze vlottende schuld bij de uitgifte der langlopende Staatslening werd geconsolideerd. Men zal dan ook bemerken, dat de schatkist jier 1 Februari jl. met ten hoogste 410 mil lioen het bedrag der vrije inschrijvingen doch hoogstwaarschijnlijk met nog minder, is veisteikt. Dit laatste vindt zijn verklaring in het feit, dat de storting ook in de vorm van kortlopend schatkistpapier mocht geschieden. Ook dit betekent uiteraard rechtstreekse conso lidatie: voor het korte-schuld-papiertje krijgen de bezitters een lange-schuld-pajüertje in dc plaats. Een andere vorm van consolidatie kan daaruit bestaan, dat aflopend schatkistpapier op de vervaltermijn niet door nieuw schatkist- papier wordt vervangen. Voor zover deze weg wordt bewandeld zal men zulks dus uit het ver- 1 :op van de uitstaande schatkistschuld in de naaste toekomst kunnen afleiden aan de hand van de regelmatige publicaties, die daarom trent in de bladen verschijnen. Met betrekking tot het cmissicresullaat kan het volgende worden opgemerkt. Tot het gunstige onthaal schijnen ditmaal voor al de spaarbanken te hebben bijgedragen, want de levensverzekeringmijen. zouden slechts op betrekkelijk bescheiden schaal hebben inge tekend Voor een groot gedeelte hebben deze laatste instellingen oj> een rentebasis van ca. 3Va hun middelen in 1954 in de vorm van onderhandse leningen (aan gemeenten en industrie) kunnen uitlenen, terwijl het zich laat aanzien, dat ook in het lojrende jaar aanzien lijke posten op deze wijze zullen kunnen worden ondergebracht. De oorspronkelijke lening van nominaal 300

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1955 | | pagina 14