gadering van de Vereniging voor de Staathuis houdkunde over de vraag: Hoe kan op het terrein van de landbouw een terugslag in de wereldconjunctuur het best worden opge vangen? Het is niet wel doenlijk in zeer kort bestek ver slag te doen van de inhoud van het prae-advies van de heer Horring. De sinds 1948 door minis ter Mansholt ingeslagen nieuwe koers in de landbouwpolitiek stemt in hoofdlijnen met de door hem bepleite politiek overeen. Hier wordt bedoeld de indeling der agrarische producten in drie groepen met de daaraan verbonden garanties. Het gedurende de oorlog en in de eerste jaren van schaarste na de oorlog be staande stelsel van vaste prijzen heeft bijna geheel plaats gemaakt voor een samenhangend stelsel van minimumprijzen. In het rapport ,,De toekomstige Nederlandse landbouwpoli tiek" van de commissie-Minderhoud (ingesteld door de Stichting voor de Landbouw in 1948) wordt ook geadviseerd tot het volgen van deze richtlijn. Tot nu toe hebben deze minimum prijzen nog slechts incidentele betekenis gehad. Ze vormen de slaperdijken, die het getij moeten keren, wanneer de stormvloed komt opzetten. De markt- en prijspolitiek ten aanzien van de landbouw zal dus bij een terugslag in de con junctuur niet behoeven te veranderen. Zij zal dan alleen consequent moeten blijven worden toegepast, ook als een aanzienlijk bedrag aan rijksmiddelen hiervoor is vereist. De verhoging van het nationaal-economisch weerstandsvermogen behoort een verbetering van de productiviteit der voortbrenging in te sluiten. Een bescherming tegen een terugslag in de conjunctuur kan hierin haar rechtvaardi ging vinden. Een bescherming, die deze pro ductiviteitsverbetering afremt, is verwerpelijk. Maatregelen voor de markt- en prijspolitiek alleen zijn echter niet voldoende om de pro ductiviteit op te voeren. Dit is een veelom vattend onderwerp. Het omvat de gehele landbouwpolitiek, zoals die moet worden ge voerd, los van voorspoed of terugslag in de conjunctuur. Voor de bestrijding van een terug slag moet ook het streven naar het vormen van de economische integratie van de Westeuropese landen gunstig worden beoordeeld. Kenmerken van onze landbouw In zijn studie geeft prof. Horring nog een ka rakteristiek van de Nederlandse landbouw in zijn relaties met buitenlandse markten. Uit de cijfers van 19521953 blijkt, dat bijna twee vijfde deel van de totale landbouwproductie zijn bestemming buiten 's lands grenzen heeft gevonden. Als men van de totale productie en de binnenlandse afzet nog in mindering brengt het deel, dat in de landbouw zelf weer als productiemiddel dienst doet, het zaaizaad, het pootgoed en de voedermiddelen, komt de bui tenlandse afzet zelfs enige procenten boven de 40 te liggen. Dit cijfer heeft betrekking op de totale landbouwproductie. Van de tuinbouw- voortbrengselen ging meer dan de helft over de grenzen, terwijl de export voor de groep akker bouwproducten als geheel ongeveer een kwart bedroeg. Van de afzonderlijke producten zijn er, waarvoor de uitvoerquote nog veel hoger ligt. Nagenoeg alle geteelde vlas wordt uitge voerd, bloembollen en uien voor 91 eieren voor meer dan 60 Opmerkelijk is dat van de granen, waarvan het binnenlands verbruik belangrijk groter is dan de totale productie, nog uitvoer plaats vindt. Deze uitvoer bestaat hoofdzakelijk uit een betere kwaliteit, nl. zaaizaad. Merkwaardig is ook de betrekkelijk grote invoer van vlees bij een zo grote export van inheems geproduceerd vlees. Hier doet zich hetzelfde geval voor als bij de granen nl. dat de betere kwaliteit wordt uitgevoerd en de minder goede wordt inge voerd. Behalve voor de granen voorziet de Neder landse landbouw, zowel wat betreft de andere akkerbouwproducten als de tuinbouwproducten en de dierlijke voortbrengselen, de behoeften van de binnenlandse markt geheel, terwijl daarenboven nog van bijna alle producten rela tief grote hoeveelheden worden uitgevoerd. Conjunctuurbeheersing; in het algemeen Behalve prof. Horring hadden voor deze ver gadering ook prof. Koopmans en ir. Vos over het moeilijke vraagstuk van de conjunctuur beheersing rapporten ingediend. Het weekblad Economisch-Statistische Berichten (artikel van drs. Bos) vat het resultaat van de discussies over de prae-adviezen als volgt samen: Na lezing van de in het algemeen weinig opti mistische prae-adviezen en na het uitblijven van enig reëel geluid bij de discussie, dat dit gebrek aan optimisme bestrijdt, kan de vraag rijzen: welke vooruitgang is er sedert de der tiger jaren nu eigenlijk gemaakt bij de bestrij ding van de conjunctuurbeweging? Hierop moet dan volgens drs. Bos het volgende worden geantwoord: 157

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1955 | | pagina 5