L- Met de renteberekening over de beginsaldi van de spaarbankrekeningen kan na het opleveren van de jaarstukken reeds een begin worden gemaakt. Na beëindiging van deze berekening (volgens de progressieve methode) kan de controle daar op plaats vinden. Wanneer niet het systeem van de halfmaandelijkse renteberekening wordt gevolgd, zoals in de Raiffeisen-Bode van December jl. is beschreven (in dit artikel is sprake van een vast rentetype met toeslagen voor hogere rentedragende rekeningen en min- correcties op hogere saldi) zal even goed een prima controle kunnen worden toegepast. Dit kan bereikt worden door op het nieuwe uit treksel I (voor 1955), dat reeds is voorzien van de beginsaldi (in inkt), met dun potloodschrift de berekende rentebedragen over de beginsaldi in te vullen in de kolom „bijgeschreven rente". Daarnaast kan men eventueel de beginsaldi voor niet-leden uitwerpen, als ook een splitsing maken in verband met hogere saldi. Bedoelde splitsing moet ook gemaakt worden voor het samenstellen der begroting, zodat de rente- contrAle daarmede gecoördineerd kan worden. Per uittrekselblad kan dan een totale rente- controle geschieden, waardoor eventuele fouten gelocaliseerd worden. De controle op de renteberekening van inlagen en terugbetalingen (in de loop van het jaar) kan eveneens geschieden door naast de rentekolom men in het dagboek spaarbank een paar kolommen bij te trekken teneinde de bedragen te noteren met een verschillend rentetype. Het spreekt vanzelf, dat deze controle in dien van één rentetype wordt uitgegaan veel eenvoudiger is. Daar bij de renteberekening met dubbeltjes en centen geen rekening wordt gehouden, zal men om een vrijwel juiste vergelijking mogelijk te kunnen maken bij berekening van de totale rente per uittrekselblad een bedrag ad 0,50 per rekening in mindering moeten brengen. Indien het totaal van 20 spaargeldsaldi 14.526,30 bedraagt, zal dus een bedrag ad 20 x 0,50 is 10,van het totaal bedrag moeten worden afgetrokken, waardoor het per centage, dat wordt vergoed, vermenigvuldigd moet worden met 145Hi 100 De controle op de over de beginsaldi be rekende voorschotrente kan eveneens geschie den aan de hand van uittreksel II over 1955. Laten we van de veronderstelling uitgaan, dat er twee rentetypes zijn (b.v. voor hyoptheek en borgstelling). Indien er dan zoals steeds meer geschiedt afzonderlijke uittreksels zijn voor beide groepen, zal de controle snel kun nen verlopen. Stellen wij ten slotte aan de orde de controle op de renteberekening van de lopende rekeningen. Met de bedoeling ook dit steeds in belangrijk heid toenemende onderdeel het volle pond te geven, zal men ertoe moeten overgaan het voor beeld te volgen van die banken, welke de ge woonte hebben om naast de renteberekening in grootboek III een rentestaffelstaatje samen te stellen. Deze staffelstaatjes zijn verkrijgbaar onder formulier 260. De debet- en creditbedragen worden op dit staatje in volgordevan de valuta- dagen gerangschikt, waardoor bovendien nega tieve rentedagen worden vermeden. Het gebruik van het staffelstaatje zal de kassier het rustige gevoel schenken, dat zijn rente berekening de toets der critiek kan doorstaan. Voor het berekenen van het rentebedrag bij lopende rekeningen, wordt zoals bekend, het aantal renteproducten gedeeld door de stand vastige deler, d.i. 360 rentepercentage. Het samenstellen van een staatje, waarbij als eenheid wordt genomen de standvastige deler kost slechts enkele minuten tijd. VOORBEELD: Rente 1 De standvastige deler is dus 360. ilï 100 0,277 720 Het voordeel van dit overzicht is niet alleen, dat het rentebedrag met behulp van deze Aantal Rente Aantal Rente rentepro bedrag rentepro bedrag ducten a 1 ducten 360 2,— 200 0,56 1080 3, 300 0,83 1440 4,- 400 1,11 1800 5,- 500 1,39 2160 6,— 600 L67 2520 7,— 700 1,94 2880 8,— 800 2,22 3240 9,- 900 2,50 3600 10,— 1000 2,78 2000 5,56 3000 8,33 4000 11,11 5000 13,89 6000 16,67 7000 19,44 8000 22,22 9000 25 10000 27,78 173

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1955 | | pagina 21