deze grond dient het financiële beleid ook ge
richt te zijn op de waardevastheid van het geld.
Voor de gemeenschap in haar totaliteit heeft
een belangrijke koersverandering, of die nu
naar beneden of naar boven gericht is, in wezen
helemaal geen betekenis. De goederen, de pro
ductiemiddelen, de fabrieken, de voertuigen,
het verkeersnet, enz. verschaffen alle een zeker
economisch nut. Ook hier geldt echter, dat de
koersstand ter beurze een aanwijzing vormt
voor de mate van welvaart, dan wel voor de
kwaliteit en de hoeveelheid van het geld.
Onze eerste conclusie moet dus zijn, dat een
koersstijging op zichzelf niet op een lijn met
werkelijke waardevermeerdering kan worden
gesteld, terwijl omgekeerd een welvaarts- of
waardevermeerdering in algemene zin wel tot
een koersstijging leidt. Het verband tussen ver
zwakking van de geldeenheid en koersstijging
bij gelijkblijvende welvaart is zo bekend uit de
praktijk en vooral van de ervaring tijdens en
onmiddellijk na de tweede wereldoorlog, dat
wij hierop thans niet nader behoeven in te gaan.
Wel zal straks nog een enkel woord worden
gezegd omtrent de invloed van de rentestand
op de koershoogte.
Als individu rekenen wij ons in elk geval rijker
naarmate de koersen van onze aandelen hoger
noteren. Gaan wij tot verkoop van een of meer
aandelen over, dan zeggen wij, dat wij winst
hebben genomen, indien de opbrengstprijs be
langrijk hoger was dan de betaalde aankoop-
koers. Die winst is natuurlijk niet uit het niet
te voorschijn getoverd, maar moet ergens van
daan komen. Dat is ook inderdaad het geval.
De koper van het aandeel is immers bereid het
verschil tussen onze aan- en verkoopprijs erbij
te betalen, omdat hij op zijn beurt het door
hem thans verworven aandeel op de aankoop
prijs waardeert. Denkt men zich de werkelijke
gang van zaken goed in, dan ziet men klaar
voor ogen, dat er feitelijk niets anders is ge
schied dan „stuivertje wisselen". De verkoper
krijgt de contanten, die eerst in handen waren
van de koper, deze laatste wordt daarentegen
de eigenaar. Hiermede is dus tevens aange
toond, dat maatschappelijk aan zulk een trans
actie geen enkele betekenis toekomt en de ge
meenschap heeft dan ook inderdaad geen
„winst" gemaakt, geen vermogensvermeerde
ring of toeneming van economisch nut te regi
streren. Hieraan dient onmiddellijk te worden
toegevoegd, dat wij hier onder gemeenschap de
de collectiviteit van Nederlanders, die zich
binnen onze grenzen bevinden, verstaan. Maar
zelfs indien het gaat om verkopen van effecten
op een sterk gestegen koerspeil naar het buiten
land, kan men nog niet, althans in eerste in
stantie, van koerswinst of vermogensvermeer
dering voor het eigen land spreken. Of de
transacties voordelig zijn geweest, kan pas in
de toekomst blijken, hetzij, omdat de opbrengst
in buitenlandse deviezen nuttiger, d.w.z. beter
renderend, voor het land kon worden belegd,
dan de baten van de verkochte fondsen waren,
dan wel indien in de toekomst overeenkomstige
aandelen, als ze niet in kwaliteit zijn achter
uitgegaan, goedkoper kunnen worden terug
gekocht.
Na deze uiteenzetting zal het weinig inspanning
vergen zich de gang van zaken voor te stellen
bij een koersdaling. Zolang een particulier niet
verkoopt en weet, dat hij een eersterangs aan
deel bezit van een onderneming, die tijdelijk
onder een conjunctuurterugslag te lijden zal
hebben, zal hij zich van een daling van het
koersniveau niets behoeven aan te trekken.
Slechts en eerst, indien hij wegens geldbehoefte
tot verkoop genoodzaakt is, moet hij het ver
lies ook nemen. Zijn koper vervangt hem ver
volgens als aandeelhouder en of deze al dan
niet voordelig uit is, zal het toekomstige koers
verloop eerst kunnen leren. Maar alweer is er
voor de gemeenschap niets veranderd, omdat
die beide personen „stuivertje" hebben ge
wisseld. De koersdaling vormt ook hier de
afspiegeling van de (verwachte) welvaartsver
mindering, van een verslechtering van de eco
nomische toestand en een (verwachte) daling
van het rendement.
Stilzwijgend zijn wij tot dusverre uitgegaan
van een gelijktijdige algemene koersbeweging
in de ene of de andere richting, naar boven of
naar beneden. Voor de enkeling is de toedracht
echter precies eender, indien men niet met een
algemene tendenz te doen heeft, maar met een
koersbeweging van een of meer aandelen, die
de betrokken persoon toevallig in zijn bezit
heeft. Wanneer zich evenwel koersverande
ringen voordoen, die zich over de gehele
aandelenmarkt uitstrekken, dus over alle af
delingen, kan men er staat op maken, dat
algemeen werkzame krachten in het spel zijn.
Dat is dus ook thans het geval. Ten tijde, dat
zulk een ontwikkeling voortduurt, is het echter
altijd zeer moeilijk de werkelijke oorzaak te
bepalen, die domineert.
Het mag als vaststaand worden aangenomen,
dat de koersstijging van thans een aanpassing
tot stand brengt tussen aandelenwaarde en ge
stegen rendement of dividend. Door de na
oorlogse belastingheffing en de verkoopdruk,
131