Statistiek van de land- en tuinbouw 1955 Reeds voor de vijfde maal verschijnt boven genoemde jaarstatistiek, samengesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek en uit gegeven door de Uitgeversmaatschappij W. de Haan N.V., Rembrandtkade 35 te Utrecht. De gegevens, welke in deze publicatie zijn ver vat, vormen de uitkomsten van onderstaande statistieken met betrekking tot de land- en tuin bouw: inventarisatie van land- en tuinbouw (Mei), oogstraming, landbouwtelling (December), ge meentelijke jaarcijfers, statistiek van de slach tingen, statistiek van de in- en uitvoer van producten van agrarische herkomst, statistiek betreffende de waarde van de land- en tuin- bouwproductie. Het is helaas ondoenlijk van de door deze sta tistiek verstrekte gegevens veel mede te delen, hoewel ze voor ieder, die belang stelt in of be lang heeft bij land- en tuinbouw leerzaam en interessant zijn. We beperken ons derhalve tot een enkele greep. De inventarisatie van land- en tuinbouw da teert van 1934 en dient in het algemeen ter verkrijging van gegevens omtrent het aantal land- en tuinbouwbedrijven, de omvang en het gebruik van de cultuurgrond, de geteelde ge wassen en de veestapel: daarnaast worden nog enkele belangrijke bedrijfsgegevens gevraagd van bijzondere aard. De inventarisatieplicht wordt afhankelijk gesteld van aard en omvang van het grondgebruik en van de veestapel, waarbij verschillende beperkingen worden ge steld. In Mei 1953 bedroeg het aantal getelde bedrij ven in ons land: 358.933. Bij deze bedrijven was 2.308.000 ha cultuurgrond in gebruik (on der cultuurgrond wordt verstaan bouwland, grasland en tuinland). Onderverdeeld was van deze grond 908.000 ha bouwland. 1.296.000 ha grasland en 104.000 ha tuinland. De 908.00 ha bouwland werden als volgt ge bruikt: granen 528.000 ha peulvruchten 38.000 ha handelsgewassen 42.000 ha knol- en wortelgewassen 277.000 ha groenvoedergewassen 21.000 ha groenbemestingsgewassen en braakland 2.000 ha Van de 1.296.000 ha grasland was 1.260.000 ha blijvend grasland en 36.000 ha kunstweiden. 80 Van de 104.000 ha tuinland was 44.483 ha be stemd voor de teelt van groente in de volle grond en 63.600 ha voor de teelt van pit- en steenvruchten. Het overige werd in gebruik genomen door de navolgende teelten: groente en fruit onder glas, klein fruit, bloembollen, bloemkwekerijgewassen, boomkwekerijgewassen en tuinbouwzaden. In Mei 1953 waren er in ons land 768 bedrijven met bewaarplaatsen en koelhuizen voor fruit. De genoemde bedrijven beteelden een opper vlakte pit- en steenvruchten van 5.667 ha, ter wijl de bewaarplaatsen een nuttige inhoud hadden van 50.555.000 kg. Dan enkele gegevens betreffende de veestapel. Het totaal aantal runderen bedroeg in Mei 1953 2.930.000 stuks (in December 1953 2.766.000). Hiervan waren 1.283.000 (1.227.000) stuks jongvee, 1.504.000 (1.475.000) stuks melk- en kalfkoeien, 23.000 (16.000) stieren van 1 jaar en ouder en 120.000 (48.000) stuks mestvee. In Mei 1953 waren er op de bedrijven 1.964.000 varkens (in December van hetzelfde jaar 2.107.000). Het aantal landbou-wpaarden (paarden, die in hoofdzaak voor land- en tuinbouwwerkzaam- heden worden gebruikt) was in Mei 1953 244.000 stuks, het aantal schapen bedroeg 424.000, het aantal hoenders in Mei 27.531.000 en in December 19.177.000 en tenslotte het aan tal eenden 473.000 (December: 418.000). De totale veebezetting per 100 ha cultuurgrond (dus het aantal diereenheden), was het grootst op bedrijven in de weidestreken, dan volgen de bedrijven op de zandgronden en op de rivier- klei. Het laagst is de veebezetting op bedrijven op de zeeklei. Het aantal landbouwtrekkers (waaronder alleen dié trekkrachtwerktuigen gerekend worden, welker trekkracht voor meervoudige doelein den kan worden gebezigd) bedroeg in Mei 1953 32.860. Hiervan waren er 577 in exploitatie bij coöperaties. Ier vergelijking wordt hierbij opgemerkt, dat het totaal aantal trekkers in 1950 bedroeg 24.481, waarvan 507 bij coöperaties. De waarde van de land- en tuinbouw productie bedroeg in het oogstjaar 1952/1953 in totaal 5.110.000.000,Van dit totale bedrag was afkomstig van de akkerbouw 1.579.000.000,—, van de veeteelt 2.920.000.000,— en van de tuinbouw 611.000.000,

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1954 | | pagina 8