Maandelijkse Momentopnamen De loonsverhoging Degenen onder onze lezers, die al voor de eer ste wereldoorlog of daaromtrent als zelfstandig ondernemer werkzaam waren en zich die tijd nog herinneren, moeten toch wel moeite heb ben zich in te leven in het maatschappelijk ge beuren van deze tijd. Nemen we maar eens de aangelegenheden, die verband houden met de lonen. We zijn nu zover, dat de individuele on dernemers wel de zekerheid hebben, dat in deze voor hen overigens hoogst gewichtige aan gelegenheid buiten hen om beslissingen worden genomen, waarmede zij zich dan verder maar moeten zien te redden. De gewone man zal het gevoel hebben, dat hij op het loonpeil al even weinig invloed kan uitoefenen als op het be- lastingpeil of op het weer, om maar eens een paar moeilijke dingen te noemen. Ergens wordt door de economen op wetenschappelijke wijze de toestand geanalyseerd en wanneer de con clusie is, dat de vergroting van onze welvaart een loonsverhoging mogelijk doet zijn (de wen selijkheid is als regel van andere zijde reeds voldoende bepleit) dan komt een machinerie in beweging, die onfeilbaar en onafwendbaar een loonsverhoging tot een feit maakt. De vraag wat er zou gebeuren, indien de economen op een goede dag eens zouden moeten vaststellen, dat een handhaving van een bestaand loonpeil niet langer gerechtvaardigd is en dat een verlaging zou moeten worden doorgevoerd, kunnen we rustig terzijde leggen, aangezien we uitsluitend denken in termen van welvaartsvermeerdering. Zulks niet ten onrechte, omdat er onmiskenbaar door de geschiedenis heen een ontwikkeling naar grotere welvaart valt waar te nemen en een terugslag slechts tijdelijk kan zijn. Misschien mogen we nog wat verder gaan en zeggen, dat terugslagen niet meer zo onvermijdelijk zijn als zij vroeger wel geleken hebben. Daarover volgen straks nog een paar opmerkingen in ver band met de jongste grote rede van minister Zijlstra, die ook al weer een beroep op ons aan passingsvermogen doet. De lezer zal intussen bemerkt hebben, dat wij in die aanpassing al vorderingen hebben ge maakt en dat wij ongemerkt bezig zijn bij hem hetzelfde te veronderstellen. Voordat we echter op dat pad verder gaan, nog een paar opmer kingen over de jongste loonsverhoging. Nederland verkeert in een periode van hoog conjunctuur. Niemand, die daaraan twijfelt. In 76 het buitenland wordt men niet moede ons te prijzen en geluk te wensen met het resultaat van onze gezamenlijke inspanning. Dat onder zulke omstandigheden een loonsverhoging wordt ingevoerd is begrijpelijk en aanvaard baar. Niet dat er aan deze medaille geen keer zijde zou zijn (prijspeil, exportpositie!). Op een gegeven ogenblik moet men deze bezwaren op het tweede plan plaatsen. Dat ogenblik is er nu. Met de uitvoering van het gerechtvaardigde be sluit tot loonsverhoging komt men echter voor de moeilijkheid te staan, dat niet alle bedrijfs takken ongeveer gelijkelijk een deel hebben in de hoogconjunctuur. Om nu maar direct het kind bij de naam te noemen: vele onder nemers in de landbouw hebben niet het ge voelen, dat de gang van zaken in hun bedrijven een loonsverhoging rechtvaardigt. Over de prijzen en de afzet van een aantal producten kan men moeilijk optimistisch zijn. De uitvoer - cijfers, die we tot op zekere hoogte als een barometer van de welvaart in land- en tuin bouw mogen beschouwen, geven wat de waarde aangaat in vergelijking tot 1953 voor de be langrijke groep zuivelproducten geen stijging te zien (opbrengst zuivelexport over zeven maanden in 1954 ƒ411 millioen, in 1953 419 millioen). De roggeprijs ligt beneden kostprijs en zal nog speciale maatregelen eisen. Het natte jaar heeft verder vrij veel schade gebracht en de kosten op vele bedrijven verhoogd. Het is begrijpelijk, dat onder deze omstandigheden een loonsverhoging in de landbouw niet bij zonder gelegen komt en dat nader beraad nodig is. De agrarische producenten weten, dat er aan een zaak als deze meerdere kanten zitten. De tijd dat men de lonen zag (en ook moest zien) als uitsluitend een last voor het bedrijf, is voorbij. De boer beseft, dat hij een enorm be lang heeft bij een goede koopkracht van de massa. De koopkrachtverschuiving van na de tweede wereldoorlog is er stellig mede de oor zaak van, dat de crisisomstandigheden van de dertiger jaren niet zijn teruggekeerd. Aan de andere kant echter kan de boer zich niet per mitteren er zo'n brede visie op na te houden, dat hij zich nauwelijks zou behoeven te be kommeren over de directe gevolgen ener loons verhoging. Dat doen trouwens de vertegen woordigers van andere bedrijfstakken ook niet en dat is maar goed ook, anders zouden we met onze brede visie het schip spoedig aan de grond

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1954 | | pagina 4